Tot in maart 2021 was Minari een film waarover vooral dingen bekend waren met betrekking tot regisseur Lee Isaac Chung: dat hij meer dan een decennium geleden scoorde met het drama Munyurangabo en dat hij op het punt staat een live-action remake te draaien van de schitterende Japanse animatie-hit Your Name. Dat veranderde allemaal toen de Oscarnominaties bekend werden gemaakt en actrice Yuh-Jung Youn vervolgens als eerste Koreaanse vertolkster ooit, een beeldje mee naar huis mocht nemen voor ‘best actress in a supporting role’. In de VS werd de film een heel bescheiden hit en met het heropenen van de zalen verschijnt Minari nu eindelijk ook in de Belgische bioscopen.
Van bij de start is dit een film waarin het landschap een belangrijke rol speelt en een collega die opgroeide in Arkansas – waar de film speelt – vertelde me dat dit de eerste prent is die er ook echt in slaagt de kleuren en het licht van de staat te vatten, in plaats van ze louter als generische achtergrond te gebruiken. Die kwaliteit is heel belangrijk in een film die draait om de relatie tussen personages, identiteit en plaats. Die plaats is Arkansas in de jaren negentientachtig en de identiteit is die van een Koreaanse familie die probeert om een nieuw leven op te bouwen als landbouwers. Tenminste, dat is de droom van Jacob (Steven Yeun, die faam verwierf in The Walking Dead en bedacht werd met een Oscarnominatie als beste acteur). Zijn echtgenote is minder enthousiast over de verhuis van Californië naar de rurale streek en maakt zich zorgen om haar kinderen en de toekomst.
Helemaal nieuw is het gevecht tegen natuur, grond, droogte en de banken; natuurlijk niet. Er zitten echo’s in Minari van Jean de Florette, maar – omwille van de Amerikaanse achtergrond – toch vooral van The River uit 1984, waarin Mel Gibson en Sissy Spacek een gelijkaardige strijd voeren. De tijden zijn echter veranderd en zonder het nu zelf echt te willen, kwam Minari op een moment dat de relatie tussen Amerikanen van Aziatische afkomst en de rest van het land, vaak bijzonder gespannen is (met dank aan voormalig voorman Trump die niet naliet voortdurend de gemoederen op te hitsen door te verwijzen naar de ‘Chinese ziekte’ die het land in de greep had). De film is echter veel te subtiel om zich zomaar te laten voor de kar van ‘woke’ retoriek spannen en dat vertaalt zich vooral in de onopvallende visuele manier van vertellen. Geborsteld in mooie breedschermcomposities is dit een productie die het moet hebben van kleine details en momenten, nooit van nadrukkelijke boodschappen of makkelijke dramatiek.
Er wordt over de hele lijn uitstekend geacteerd en regisseur Chung weet die prestaties ook te eren in zijn stijl: nooit wordt dit een overladen sermoen, steeds blijft de camera nauwlettend observeren op een afstandelijke manier die personages in een wereld plaatst en die tot leven laat komen. Daar zijn geen kunstgrepen voor nodig, enkel sereniteit en vakkundigheid, zonder dat we daarom nu meteen gewag moeten maken van grandioze cinema. Minari is een kleine film in alle betekenissen van het woord, maar wel een die overeind blijft en zowel visueel als dramatisch op een bescheiden manier weet te scoren.