Før Frosten (Before The Frost) opent met een onheilspellend stukje flash forward: een lijk onder een ijslaag in het barkoude Denemarken. ‘Winter is coming’, maar dan op een Scandinavische, iets minimalistischere toon. Regisseur Michael Noer dumpt ons in het moerassige Denemarken van halfweg de 19e eeuw en laat ons zien, horen en voelen hoe meedogenloos het plattelandsleven toen geweest moet zijn.
Jens (Jesper Christensen) is een stugge landbouwer, die de meest vitale helft van zijn leven al even achter de rug heeft en nu de eindjes nauwelijks aan elkaar kan knopen. Ondertussen staat de strenge Scandinavische winter alweer voor de deur en ziet de oogst er niet al te fraai uit. Zijn gezin, of eerder onderneming (‘ik ben een zelfstandige boer’ briest hij nog), bestaande uit zichzelf, zijn dochter Signe (Clara Rosager) en neefjes Peder en Mads, dient te overleven op enkele happen beschimmeld brood of een restje onguur ogende brei die voor melk dient door te gaan. Hij ziet geen andere uitweg dan zijn dochter Signe strategisch uit te huwelijken om zo uit de armoede te kunnen ontsnappen. Dat draait hem verrassend goed uit op financieel, maar vooral op sociaal vlak, maar de tol die hij daar voor dient te betalen wordt steeds groter en groter.
Het plattelandsleven in Før Frosten voelt ontzettend nabij, ontzettend écht aan. In tegenstelling tot heel wat historische drama’s, waar je iets te duidelijk naar bekende koppen in een fraai kostuum zit te turen, sleept Før Frosten je wel probleemloos mee in zijn speelveld. De Steadicam die onze personages consequent achtervolgt en hun harde labeur geen seconde uit het oog verliest, dompelt ons helemaal onder in het drassige Denemarken van toen. Wanneer we Jens met zijn smerige, vochtige kleren en zijn vuile handen in dat te kleine bed zien kruipen, kan je zijn onfrisse geur bijna ruiken. Bij het zien van Før Frosten merk je meer dan ooit hoe relatief rijkdom is. Wanneer we Jens een snee – onbeschimmeld! – brood zien besmeren met een dikke laag boter, zonder dat hij zich op dat moment dient af te vragen of er morgen nog wel brood zal zijn, zijn wij helemaal overtuigd van het feit dat Jens, op dat moment, op die plek, schatrijk is. Erg knap hoe de film die gedachtesprong zo achteloos weet te maken.
Het verhaal lijkt in de eerste instantie te draaien rond klassenstrijd en hoever je wil gaan om je afkomst en je waarden te verloochenen uit zelfbehoud en om op te klimmen op die meedogenloze sociale ladder. We zien Jens strategieën uitdokteren, manoeuvreren en plannen om uit zijn benarde situatie te komen en bij elke stap dient hij pro’s en contra’s van gigantische proportie tegen elkaar af te wegen. Het is een genot om de vertwijfeling, maar ook de kleine voldoeningen van Jens’ doorgroefde gezicht af te lezen. Het verhaal wordt pas echt interessant wanneer Jens’ plan hem steeds verder wegduwt van wie hij eigenlijk is. Zijn naasten beginnen zich tegen hem te keren en ook hijzelf komt erachter dat hij niet gemaakt is voor zijn nieuwe leven. In tegenstelling tot zijn dochter die het nieuwe leven wel gretig omarmt – wanneer ze haar dagen mag vullen achter de piano in plaats van in de drassige velden is de verliefdheid op haar buurjongen gauw vergeten – blijkt Jens, ondanks zijn aanzienlijk verbeterde situatie, nog steeds het doelwit van spot. Eens een dwaze boer, altijd een dwaze boer?
De thematiek van Før Frosten is uiteraard zo universeel dat je het verhaal zonder meer kunt plukken uit de 19e eeuw en eender waar in onze huidige samenleving kan neerplanten. Of de prent ons voor altijd gaat bijblijven is een andere zaak. Afgezien van de ruwe, authentieke weergave van het leven en de tijdloze thematieken ontbreekt het de prent aan echte momenten die de film echt boven zijn maaiveld doen uitsteken. Før Frosten grijpt misschien net te weinig naar de keel, om zich echt te kunnen nestelen in je geheugen. Wat de film wel doet, is stof geven tot nadenken. Wanneer de moeder van Gustav Jens met een knipoog vraagt ‘wat we allemaal niet doen voor onze kinderen’, blijven wij minstens even vertwijfeld achter als Jens zelf. Deed hij immers al deze moeite en onderging hij al dit leed, voor zijn eigen gewin, of was het zoals de dame beweert, voor het welzijn van zijn dochter Signe? Of, erger nog, wordt hij er gewoon ingeluisd door de moeder?