In 2000 werkte regisseur M. Night Shyamalan, na het succes van The Sixth Sense voor de tweede maal samen met Bruce Willis. Dat leverde wellicht zijn allersterkste film op: Unbreakable. Lang voor superhelden hun weg vonden naar de ‘mainstream’ en onderdeel werden van allerlei eindeloze franchises, was Unbreakable een prent die geïnteresseerd was in de structuur en metataal van het genre en daar boeiende dingen mee deed. Een film ook die een begenadigd cineast liet zien met oog voor sterke composities en klassieke visuele vertelkunst. Bijna twintig jaar later toont Glass aan dat Shyamalan al zijn talent godzijdank nog altijd niet is kwijtgeraakt.
Ondanks het feit dat hij in de loop der jaren onwaarschijnlijk zwakke films heeft afgeleverd – The Happening en After Earth voorop – was het toch duidelijk dat zelfs in universeel weggehoond werk als The Last Airbender, nog steeds een cineast aan het werk was met een eigen beeldtaal. Van bij het begin laat Glass zien dat Shyamalan hier weer in heel goede vorm verkeert. Vooral inzake sfeerschepping zit deze late ‘sequel’ goed: de regisseur van The Sixth Sense, weet duidelijk nog steeds goed hoe je latente dreiging moet creëren en over elk beeld een zweem van nakend onheil kan draperen. De opening van Glass keert terug naar het personage van David Dunn (Bruce Willis), die zijn rol als rechtvaardige wreker ondertussen heeft aanvaard. Hij ziet zich echter geconfronteerd met een blijvende vete met de derde ‘superheld’ die M. Night Shyamalan in dit universum introduceerde in de film Split: Kevin Crumble (James McAvoy) de man met de vele persoonlijkheden, waaronder de bovenmenselijk sterke ‘Beast’. Wanneer Dunn een aantal slachtoffers van Kevin bevrijdt, worden beide mannen aangehouden en opgesloten in een psychiatrische inrichting. Daar worden ze behandeld door een arts die gelooft dat de gevangen lijden aan waanvoorstellingen en helemaal niet over superkrachten beschikken. In dezelfde kliniek, bevindt zich ook ‘Mr Glass’ (Samuel L. Jackson), de tegenhanger van Dunn die even breekbaar is als Dunn onkwetsbaar, maar wiens bovenmatig scherpe geest hem tot een bijzonder gevaarlijke tegenstander maakt.
In de plot van Glass zit een fascinerende bespiegeling verborgen over de manier waarop superhelden (en de ‘comics’ waar ze van afstammen) de tijd en maatschappij weerspiegelen waarin ze gecreeërd werden (ook al het onderwerp van de fascinerende roman Kavalier & Clay waarmee Michael Chabon in 2001 de Pulitzer prijs won). Heel vaak komt die kant van de film echt bovendrijven en is dit een zeldzaam superheldenepos dat het niet moet hebben van leeg spektakel en slecht geregisseerde actie. Helaas zijn er te veel momenten dat het script niets met het onderliggende potentieel aanvangt en Shyamalan blijft steken in vermoeiende zelfingenomen grapjes, zoals de scène waarin de regisseur als klant in een winkel een praatje slaat met Willis en daarbij de vraag stelt ‘Do I know you ?’. Ook de zwakke finale die een doorzichtige ‘twist’ brengt, lijkt eerder opgezet om de cineast de kans te geven nog maar eens uit te pakken met een van zijn kenmerkende verrassingen, eerder dan dat ze echt nog iets wezenlijks toevoegt aan de film.
Het grootste deel van de looptijd is dit echter een onderhoudend stukje vakwerk dat aantoont dat het gegeven van de superheld nog altijd niet noodzakelijk volledig uitgemolken is , op voorwaarde dat er maar genoeg creativiteit aanwezig is om er ook echt iets mee aan te vangen. Het helpt ook dat de personages leven worden ingeblazen door drie hoofdrolspelers die zich van hun beste zijde laten zien. Voor Bruce Willis en Samuel L. Jackson is dat een welkome rehabilitatie na een aantal dieptepunten, voor James McAvoy is dat een bevestiging van het feit dat hij meer in zijn mars heeft dan wat zijn rollen in de X-Men en Deadpool franchises lieten vermoeden.
Glass is zeker geen triomf over de hele lijn, maar biedt genoeg sterke momenten en cinematografisch plezier om probleemloos overeind te blijven.