Death Grips: Nog altijd dringend toe aan censuur.
Het negende nummer op Year Of The Snitch, het nieuwe album van Death Grips, wordt ingeleid door Andrew Adamson, de regisseur van de eerste twee Shrek-films. Het is een knikje naar Death Grips-ingewijden, die al jarenlang memes maken waarbij ze muziek van de band over fragmenten van de onvolprezen familiefilm gieten. De toegift is wat ze is: lollig, maar bescheiden (Adamson is alles bij elkaar een halve minuut aan het woord). Tegelijk krijg je echter ook de indruk dat de meme zelf een diepere laag van Death Grips aan de oppervlakte brengt.
Net als de groene boeman in de film, gedragen Andy Morin, Zach Hill en Stefan Burnett (alias MC Ride) zich als trollen in een verder conventioneel landschap. In het aanschijn van gepolijste popsterren neemt dit Californische trio groteske liedjes op, met groteske teksten, groteske hoesafbeeldingen en groteske begeleidende filmpjes. Hun albums lekken ze zelf online en optredens geven ze via Skype of gelasten ze soms zonder meer af. Tegelijk beschouwen Morin, Hill en Burnett hun act als bijzonder authentiek: “Death Grips is een conceptuele exhibitie”, meldden ze vier jaar geleden in een officieel statement – geschreven op een servetje – nadat ze hadden beslist de lier aan de wilgen te hangen. Een jaar later kondigden ze hun volgende plaat aan. Die dubbele houding heeft tot nu toe steeds in het voordeel gespeeld van Death Grips. Ze laat hen toe zich te blijven profileren als experimenteel, radicaal en niet-voor-iedereen, ook als ze straks in een uitverkochte AB staan.
Year Of The Snitch, intussen hun zesde studioplaat, wijzigt niets aan die status quo. De Death Grips-formule bestaat nog steeds uit afropunk, noise rap en industriële elektronica. Ze is als vanouds een mengvorm van Morins verknipplakte samples, Burnetts schreeuwen en Hills drumbarrages. Soms voert een van die elementen de boventoon. Op “Flies” ligt de nadruk bijvoorbeeld op elektronica, die hier klinkt als een vloeistof die over een golfplaat naar beneden rolt. “Streaky” doet in wezen hetzelfde, met een synthesizer als een platte band die over onbestemde objecten op de weg hobbelt. Herkenbare geluiden, waarmee telkens iets vreemds gebeurt. Het is alsof Morin ze uit hun alledaagse setting plukt en ze herbestemt om er iets gortigs mee te doen. Op zulke momenten is Death Grips op zijn best: wanneer je denkt dat iemand deze band dringend moet censureren, maar je niet precies kunt zeggen waarom.
“Black Paint” flirt met metal: de drums zijn strak as fuck, Burnetts stem – die sowieso al beter raspt dan eender welk keukengerei – is onmenselijk rauw en de noise waarop alles gefundeerd is, laat schroeiplekken op de schedel achter. “Shitshow” is een overspannen clusterfuck, en “Linda’s in Custody” is gewoon ráár. Bassen, melodieën en andere elementen die een nummer aantrekkelijk maken, zijn er amper. De hele track lijkt een pastiche op een obscuur genre dat mogelijk niet eens bestaat. De naam in de titel refereert overigens aan Linda Kasabian, die in de rechtszaak tegen cultmoordenaar Charles Manson heeft getuigd over haar periode als lid van zijn Manson Family (Kasabian, die op de dag dat deze plaat verscheen 69 werd, is een kanshebber voor de snitch in de titel van het album).
Year Of The Snitch is alles welbeschouwd niet toegangelijker dan Death Grips’ eerdere werk. De plaat bevat voldoende highlights om liefhebbers van hardcore tevreden te stellen, maar in tracks als “Little Richard” en “The Fear” voelt de allesoverheersende dissonantie toch vooral aan als een zwaktebod. Dan nog spreekt uit Year Of The Snitch echter voldoende excentriciteit en empowerment opdat diverse kringen er zich toe aangetrokken zullen voelen, van anonieme Redditors tot Robert Pattinson en Beyoncé, die zich in het verleden al met het trio lieten fotograferen.
Het is een ambiguïteit waar de bandleden steeds explicieter mee worstelen. Op “Dilemma” geeft Burnett daar in enkele van zijn sterk associatieve woordensalvo’s blijk van. “Lately seem to stalk me like I’m yeti”, “Pattern maker of myth and trip weaver” en “You don’t know me”: je krijgt het gevoel dat Burnett zich aan een reputatie wil onttrekken en in de eenzaamheid wil verdwijnen. Daar zou de draagkracht van zijn werk echter sterk bij inboeten. Het is te midden van dit conflict dat Shrek-man Andrew Adamson optreedt als een profeet: “Death Grips] have a dilemma / But they’ll win their dilemma”. Shrek is lang geen slechte film.