Op Vulnicura verwerkte Björk op een verschroeiend persoonlijke manier de liefdesbreuk met Matthew Barney. Het was een plaat over loslaten. Op Utopia omarmt ze de liefde weer. En haar kwetsbaarheid. Het levert ook nu weer een bloedstollend mooie, luchtigere maar allerminst evidente plaat op. Het is werken voor de luisteraar zoals herstellen van een liefdesbreuk loodzwaar labeur is. Maar voor beide geldt: het is de effort waard.
Was Björks hart verbrijzeld in aanloop naar Vulnicura, dan sneed ze zich achteraf ook nog eens aan de scherven. De tour rond die plaat werd vroegtijdig afgebroken omdat die afdaling in haar emotioneel donkerste krochten elke avond te uitputtend was. Onder impuls van wederom Arca, met wie het op Vulnicura muzikaal bleek te matchen als met quasi niemand anders in haar carrière, begon ze gauw aan de positieve keerzijde van die plaat. De soundtrack bij een paradijs in tegenstelling tot de hel waar ze door moest. De kiem vond Arca op een obscuur B-kantje van het fantastische “Pagan Poetry”: “Batabid”, uit de tijd van Vespertine, haar vorige, bloedmooie plaat die zich liet luisteren als een liefdesbrief – aan haar ondertussen als een duivel uitgedreven ex, Matthew Barney.
De vergelijkingen met Vespertine liggen dan ook voor het grijpen, en Utopia haalt die hoge lat magna cum laude. Omdat ze zo fantástisch klinkt, zo visionair en zo pijnlijk persoonlijk. Op de cover na is dit een plaat die mee mag drummen om op het podium van haar oeuvre te staan.
Eerst de muziek.
Met een zestigkoppig koor en twaalf fluitisten uit Reykjavik waartegen de stuiterende beats van Arca aanbotsen als de zee tegen een uit bloemen opgetrokken golfbreker, is dit klankmatig weer een nieuwe stap voor Björk. Dat wordt al duidelijk in het zelfbewuste “Arisen My Senses”, dat klinkt alsof ze uit de as van haar vorige plaat herrijst. Wat een kracht. In het absolute kernnummer “Body Memory” geeft die combinatie pas echt sissend vuurwerk. Het is het antwoord op het pekdonkere “Black Lake” van op Vulnicura, maar klinkt écht als een symbiose van 25 jaar Björk solo, met uiteraard frisse impulsen.
Bepaalde beats uit datzelfde “Body Memory” en ander hoogtepunt “Losss” lijken zo uit Homogenic te komen, als worden ze als natuurkrachten door het koor gedirigeerd. Een harp pingelt soms voorbij, er fluiten vogeltjes — al herkennen we vooral de roepie roepie en de poelifinario, bij Björk wordt het gelukkig nooit te echt – maar een ritje in de Droomvlucht van de Efteling is dit niet. Arca zorgt voor voldoende turbulentie, en die wisselwerking is klaterend goud.
Want voor naïviteit is er op Utopia geen plaats. Er zijn ook nog littekens en twijfels, die ze zonder schroom deelt. Die “chest wound” van op Vulnicura is in “The Gate” een poort geworden waardoor ze liefde ontvangt, maar waar het ook elk nummer lang opendeurdag in haar ziel is voor de luisteraar. In het venijnige “Sue Me” haalt ze uit naar ex Barney, die een proces aanspande tegen haar om hun dochter Isadora meer te zien: “I won’t denounce her origin / The sins of the fathers / They just fucked it all up”. Zo, die advocaat is uitgespaard. “Tabula Rasa” is een daaropvolgende verontschuldiging aan haar dochter, omdat ze haar al die ellende had willen besparen, maar ja, de papa (“Oh, how I love you / Embarrassed to pass this mess over to you / But he led two lives / Thought ours was the only one”). Het klinkt allemaal zo persoonlijk alsof ze al die tijd vergeten was dat de microfoon aan stond.
En tegelijkertijd erkent ze in “Features Creatutes” verliefd te kunnen worden op wie haar aan haar ex doet denken: “When I spot someone who is same height as you / And goes to same record stores / I literally think I am five minutes away from love”. Dat ze dus weer openstaat voor de liefde, is een thema op Utopia dat ze ietwat kig had aangekondigd door over haar “Tinder-plaat” te spreken. Alleen in “Courtship” raakt ze het online daten even aan, in “Bliss Me” bezingt ze aandoenlijk hoe de verliefdheid aangewakkerd wordt tijdens het sturen van mp3’s naar elkaar. Ach, kijk. Hoe waren wij. Op de rest van de plaat gaat het veel dieper dan dat. Liefde als zuurstof waardoor de wereld leeft, maar elk Utopia is kwetsbaar: in het titelnummer legt ze een geniale link met klimaatvervuiling en hoe liefde zelf toxisch wordt wanneer ze om zeep is.
Het hart van de plaat is zoals gezegd “Body Memory”, beginselverklaring en stand van zaken van haar leven in één. De viering van haar sterkte (“Fought like a wolverine with my destiny”), van haar liefde (“Oh, how to capture all this love and find a pathway for it”), haar seksualiteit (“My sexual DNA / X-rays of my Kama Sutras”). En door dat alles haar toekomst (“I trust the unknown / Surrender to future”).
Die ligt door Utopia inderdaad wagenwijd open. Dit is een krachttoer die net als Vulnicura aansluiting vindt bij haar allerbeste werk. Een viering van liefde en leven, van sterkte en kwetsbaarheid, van schoonheid, maar niet blind voor de altijd loensende lelijkheid in deze hufterige tijden. Is ze toch wéér een beetje unieker geworden.