Er huizen twee zielen in de collectieve borst van Yevgueni. Natuurlijk is er de met alle kleinkunsttics behepte lyriek van Klaas Delrue: begeesterend op zijn best, onbeholpen als het uit de bocht gaat. Maar er is ook die band, die muzikaal zo rijk is, maar soms wat teveel naar de achtergrond gemixt wordt. Op Tijd is alles houden beiden weer een potje armworstelen om uw aandacht, zoals dat altijd is gegaan.
Niet zomaar een meisje / Niet zomaar een dag / Toen je mij kwam halen / Uit het dal waarin ik lag. (…)
Het kind is er niet vanzelf gekomen, maar een lijdensweg van zes jaar werd dan toch geruststellend afgerond. “En adem, adem, adem / Voor het eerst / In jaren, jaren, adem ik ook weer.” Het heeft gestormd in het leven van Klaas Delrue, maar dat mocht u vooral niet horen in voorganger Van hierboven. Nu het weer is opgeklaard, en een dochter geboren, ziet de frontman opnieuw het licht. Al is er nog altijd die grote, beangstigende wereld en zijn duister tijdsgewricht. Op Tijd Is Alles schiet hij behendig tussen beide polen heen en weer.
Het gezinsgeluk wordt mondjesmaat bezongen. “Hou het vast”, bezweert Delrue, “Dit zijn dagen zonder vragen”. En ook: “Morgen ziet er goed uit”. “Nooit naar nergens” bezingt de oer-Vlaamse aller oer-Vlaamse hobby’s: des weekends in een spuuglelijk spandex truitje kilometers op de fiets malen. Kwestie van ’s maandags fris in de firmawagen te kunnen stappen. Hoe dan ook: mooie wielerode, die het plezier van afbeulen minstens een beetje tastbaar maakt. Net zo goed wordt er even teruggegrepen naar de mismoedige jaren. In “Waar jij niet bent” vinden we Delrue ergens in een slecht gekozen café, op de vlucht van wat nu belangrijk is. Dat beseft hij drie songs later ook wel, wanneer Tijd is alles rond is.
En dan is er die andere wereld. Laten we dat “De maatschappij” noemen, dat kloteding waar aanslagen gebeuren en meningen geen vijf seconden later à rato van 140 tekens in het rond ratelen. Het naar de keel grijpende “Opinie” klemt het commentariaat van deze wereld even tegen een paal, fluistert ze dreigend in het gezicht, om dan resoluut weg te stappen. “Waar bijna iedereen naar iemand belt / Tel jij de tekens en de woorden”. Het woord “onmens” denk je er zelf wel bij.
Het gebeurt allemaal in Delrues eigen stijl. Doorgaans goed verwoord, af en toe onhandig in al zijn geëngageerdheid. De frasering blijft die van de doorsnee dictieles: te netjes om helemaal persoonlijk te zijn. Niet perfect; wel een eigen stem. En die heeft de band ook muzikaal gevonden. We zijn ver weg van de hoempa van “Mama ik wil papa”, Yevgueni is een straffe band geworden die soms een beetje te veel wordt overschaduwd door de teksten.
Luister naar dat “Opinie” om die stelling te onderbouwen: het nieuwe “donkerste Yevgueninummer ooit”, dat flirt met zware elektronica en atmosferische geluiden. Het zijn momenten als deze die Yevgueni boven zijn “moderne kleinkunst”-stempel uit tillen, zoals eerder “Het zal wel niet mogen” of “Stapels en lijstjes” dat deden.
Des te jammer dat twee nummers later “Het huis waar wij woonden” toch weer nadrukkelijk met zijn voeten in de Vlaamse klei blijft steken. Net iets te hard doet het denken aan dat zo vaak herhaalde moment in Suske & Wiske dat Lambiek de tegeltjeswijsheid “Het schoonste woord uit menschen mond Is Moeder” loopt te citeren”; te jaren vijftig om echt nog te begeesteren, al twijfelen we er geen moment aan dat het sentiment van een kersverse vader hier oprecht is.
Daartussen is echter alweer die heerlijk warme gitaar gepasseerd die “Waar jij niet bent” inkleurt, even later is er de heerlijke poppiano van “Morgen ziet er goed uit”. “Nooit naar nergens” krijgt ondanks zijn nogal banaal onderwerp zelfs een bloedmooie melodie mee. Je hoort: Yevgueni is een volwassen popgroep geworden, maar mag zijn grenzen nog verder aftasten.
Yevgueni stelt Tijd is alles op 16 november voor in de Ancienne Belgique.