Kleinkunst, daarin werden ze geboren. Een goeie alt.rockband? Dat werden ze. Omdat afwisseling doet eten, toont Yevgueni zich op Straks is ook goed voor het eerst als pure popband. Werkt ook, zo blijkt.
Wie in het Nederlands zingt, gaat de wereld niet veroveren. Wie in Vlaanderen opereert, werkt met Vlamingen. En dus moest Yevgueni zo langzamerhand wel eens bij producer Luuk Cox uitkomen, zowat de enige van faam waar ze nog niet mee werkten. De tijd was rijp, de maan stond gunstig. En wie Luuk ‘Shameboy’ Cox zegt, zegt elektronica. Niet dat de aimabele Limburger Yevgueni danceterritorium binnentrekt, maar zijn hand is hoorbaar. Toetsenist Geert Noppe mag zich uitleven op het arsenaal synths dat de kelder van de ICP-studio’s herbergt.
Je hoort het in “En met jou”, een nummer dat in zijn melodie zo Yevgueni klinkt als Yevgueni maar kan zijn, maar in zijn arrangement naar de hitparade lonkt. In “Ze danst gewoon op straat” loeien de synths triomfantelijk. Klaas Delrue antwoordt uiteindelijk met een even feestelijk uitbarstend refrein. Het mooiste is “Rivier”, een op een stevig ritme drijvende beschouwing over zitten dromen met je dochter aan je zij. “In boven aan de dijk” probeert Delrue er mid-lockdown de moed in te houden: “kop op, het komt wel weer goed – denk ik”. De alweer uitbundige instrumentatie neemt ondertussen een voorschotje op een zomer die denkelijk bevrijding zal heten – hopen wij dan weer.
Dichter bij de oude Yevgueni zitten songs als “Net op tijd” of “Altijd en nog steeds”; het soort nummers dat Delrue in zijn slaap neuriet. Ze zijn degelijk, maar gaan in de canon nooit sterkere voorgangers als “Naar huis” of “’t Zal wel niet mogen” wegduwen. Het zijn songs waarin de piekeraar in Delrue opnieuw de kop op steekt, en de zanger manmoedig poogt die weg te sussen. Er zijn immers de dochters, de vrouw, en die kunnen iets wat hij soms nodig heeft: praten, de dag vrolijk maken.
Natuurlijk is het een midlifecrisis – je bent halverwege de veertig voor iets – en die is nergens zo voelbaar als in afsluiter “Alles al gezien”. Delrue kijkt in de spiegel, wikt en weegt, komt zichzelf tegen, en gaat weer door. In “Niet omdat” laat hij zich de les lezen door een milieubewuste, kleine dochter met grote open vragen; omdat ook daar de zorgen niet minder zijn geworden. En je maar één keer “Laat ons een bloem” kunt coveren.
En zo blijft Yevgueni immer Yevgueni. Een song waar Klaas Delrue zijn stem over legt, is instant-herkenbaar, zo werkt het wel. Zelfs al is de band achter hem ondertussen bijna onherkenbaar veranderd – probeer je in te beelden dat dezelfde mensen ooit het walsje “Mama ik wil papa” schreven – deze band zal altijd zichzelf blijven. Noem het een paradox.