Een kwarteeuw Yevgueni bleek de mooiste gelegenheid om nog eens debuut Kannibaal van onder het stof te halen voor de REWIND-reeks van AB. Het bleek nog altijd een portrait of the artists as young men, maar liet ook mooi horen hoe hard de groep gegroeid is sinds zijn begindagen.
Wat het is met Yevgueni, zal voor elk wel iets anders zijn, desnoods is het afkeer. Voor mij is het iets generationeels. Ik studeerde in diezelfde jaren in Leuven, hun “Sara” was mijn Fakbar Letteren, het sentiment van melancholie dat we samen wegslikten op Kannibaal bleef hetzelfde. We gingen samen Aan de arbeid met die tweede plaat, vonden verder onze plaats in de wereld met de volgende stappen. En hier staan we dan: jongens van diep in de veertig bij elkaar, officieel van middelbare leeftijd. En nog steeds zijn we niet helemaal gewend aan dit leven.
Aan Kannibaal dan weer wel, en om de vijfentwintigste verjaardag van de groep te vieren, besloten de bandleden die nog eens integraal te spelen. Dat doen ze met toeters en bellen, strijkers en blazers, zodat ook Andrew Powells klassieke arrangementen, destijds opgenomen in de Abbey Roadstudio’s, gerecreëerd kunnen worden.
“Je had het misschien al door”, grijnst Klaas Delrue bij “In deze stad”, hun versie van Suzanne Vegas’ “In Liverpool”: “We gaan de hele plaat in volgorde spelen. Jullie weten dus wat er komt.” Wat we ook al gesnopen hebben: hoe oud deze nummers zijn, je zult gedurig horen dat deze groep ondertussen vele kilometers meer op de teller heeft, en betere, veel betere muzikanten zijn geworden.
We weten wat komt. “Sara” dus. Nostalgie naar een studentenkroeg, naar een leven dat zoveel simpeler en joyeuser was. Een zangstonde van heb-ik-je-daar, met het publiek dat die voorbijhobbelende Mathilda mag zijn. Over “Robbie” vertelt de frontman hoe het zijn wording als songschrijver betekende, we weten allemaal hoe het zijn alter ego verder verging in de volgende vier delen: “met een hart dat niet zo snel meer slaat, een stem die niet zo stoer meer praat.” Maar dat is pas voor het tweede deel.
Dat Yevgueni in die beginjaren met nadruk een kleinkunstgroep was, is ook niet te ontkennen. Wanneer “Kannibaal” wordt aangekondigd met een “tijd voor de moshpit” wordt er, welja, gehobbeld, maar de metafoor voor onze consumptiedrang blijft een beetje belegen. Dan is “Mama, ik wil papa”, ook toen al hoempa die hen misstond, een vlijmscherpere schets van de hebberige Vlaamse middenklasse en haar onzalige nooit genoeg. Even hard armen haken, meebrullen: “Eenzaam met jou”, een smeekbede om vrijheid, een belofte van trouwheid, het lijflied van wie groot wil leven maar wel terug wil kunnen.
“Hierna leggen we een andere, een páár andere platen op”, beloofde Delrue voor dat laatste nummer, een ruime greep uit de daaropvolgende jaren blijft niet uit. “Het is niet veel” is daarbij qua contrast een mooi begin; je hoort een zoveel rijpere groep, mét strijkers en blazers. Want die zijn hier nu toch. In “Adem” laten de muzikanten horen hoe hun geluid doorheen die jaren verbreed is, weg van wat de kleinkunstwetten in het begin dicteerden. Late single “Ze danst gewoon op straat” – niet eens een uitschieter in het oeuvre – bloeit wondermooi open naar een finale om u tegen te zeggen.
“Iedereen nog content? Wij ook”, en dus maakt Delrue het even heel klein, voor een lange herinnering aan hoe het televisieprogramma Zo is er maar één hen een finaal duwtje in de rug gaf richting doorbraak, hoe presentatrice Yasmine nadien een vriendin werd. En hoe hard het nieuws van haar overlijden viel op die “Veel te mooie dag”. Hij brengt het nummer solo, met slechts op het einde een streepje hoorn.
Een laatste reeksje hits spurt richting slot, nogmaals laten gitarist Patrick Steenaerts, toetsenist Geert Noppe, bassist Maarten Van Mieghem en nieuwe drummer Yannick Declerck horen wat ze kunnen. De explosieve finale van “Was er maar iemand” is indrukwekkend, “Nieuwe meisjes” vertimmerd tot pompende discorock. Het is jammer dat “Man zijn”, een karikatuur uit een vorige eeuw, in de bisronde dat beeld wat moet verpesten, dat een populistisch zit-en-spring-rechtspelletje – “een trucje dat Coldplay van ons heeft gepikt” – nog moet afgehaspeld. Ook de onuitgegeven versie van “Als ze lacht” met die strijkers en blazers is vrij overbodig als afscheid.
Maar zo zijn we natuurlijk aan 25 nummers op die setlist; net zoveel als er kaarsjes op de verjaardagstaart stonden. En die was verdiend. Deze twintigers blonken van vitaliteit.