De artiestennaam van de Amerikaanse Solána Rowe lijkt op het eerste zicht te verwijzen naar een extravagante Hongaarse diva uit het gouden Hollywood-tijdperk, maar SZA’s debuutplaat bevat geen oppervlakkige blingbling. Integendeel, het is juist een van de meest fijnzinnige releases van het jaar.
Het tijdperk waarin de Afro-Amerikaanse muziekscene enkel gangsta rappers en temperamentvolle souldiva’s voortbracht, ligt al even achter ons. In vele opzichten was 2012 het jaar waarin de evolutie van zwarte muziekgenres in een stroomversnelling terechtkwam. Niet alleen durfde Kendrick Lamar het aan om zijn good kid, m.A.A.d. city met een voor hiphop ongebruikelijke gevoeligheid te injecteren, ook Frank Ocean wist met zijn debuut de voordien nogal conformistische mainstream r&b uit te diepen aan de hand van invloeden uit de jazz, funk en psychedelica. En laat 2012 nu ook net het jaar zijn waarin deze SZA, née Solána Rowe, haar eerste muzikale stappen zette met de exotische downtempo r&b van een EP genaamd See.SZA.Run.
Intussen zijn we vijf jaar verder, en is alternatieve r&b – ook wel PBR&B, naar het hipsterbier Pabst Blue Ribbon – een fenomeen geworden. Frank Ocean is al lang niet meer de enige zwarte muzikant die synthesizers en drumcomputers met subtiele elektrische gitaren vermengt: ook op Miguels uitstekende Wildheart (2015) speelde het zessnarige instrument een prominente rol. En toch maken de eerste noten van deze Ctrl meteen duidelijk dat de 27-jarige SZA op meer kan bogen dan enkel een goede neus voor muziektrends. Haar vocalen klinken net zo lekker brutaal als op haar eerdere Rihanna-samenwerking (“Consideration”), maar verrassend genoeg vormt een schuchtere indiegitaar hier de ruggengraat van de openingstrack. Het resultaat is een superfrisse vibe die gestaag wordt ingekleurd met een parmantige bas en dito drums. De al vooraf uitgebrachte single “Drew Barrymore” boort zelfs een nog uitdagender register aan, met een SZA die vlakaf vraagt: “Is it warm enough for ya inside me?”, terwijl de gitaren gezelschap krijgen van verraderlijk schoolse strijkers.
Waar “Prom” aanvankelijk nog naar het Metronomy ten tijde van Love Letters lijkt te neigen, bloeit het nummer uiteindelijk open tot het soort heerlijke droompop waarop zelfs Lana Del Rey jaloers zou zijn. Vervolgens besluit Rowe echter om wat gas terug te nemen: “The Weekend” klinkt plots erg donker, al blijven de lyrics over ontrouw (“My man is my man is your man/Heard it’s her man, too”) net dat tikkeltje amusanter dan bij haar doorsnee hiphopcollega’s. Nee, dan is de milde trap van “Broken Clocks” een pak ernstiger, courtesy of een geagiteerde SZA die zichzelf tracht voor te liegen dat ze niet achterom mag kijken om vooral niet met onverwerkte gevoelens geconfronteerd te worden. Het échte emotionele hoogtepunt van Ctrl dient zich echter aan onder de vorm van het fantastische “Garden (Say It Like Dat)”, waarin krampachtig vastklampen aan een vluchtige verliefdheid Rowes onderhuidse onzekerheden alleen maar lijkt te intensifiëren. Pijnlijk mooi.
Het speelse “Down for the ride, down for the ride /You could take me anywhere” mag daarna nog voor een iets lichtvoetiger moment zorgen in “Anything”, maar tegen dan heeft deze debuutplaat al een onuitwisbare indruk nagelaten. De melancholische gitaaruithalen van “Normal Girl” – vergelijk het met Kelela, maar dan levendiger – en het schattige “Pretty Little Birds” (“Pretty little bird/You’ve hit the window a few times”) met zijn zoete jazztrompet vormen ten slotte andermaal de bevestiging: dit debuut is van een bijzonder kaliber. Om niet te zeggen dat het om een bescheiden wereldplaatje gaat.