Ray Davies, de meest Britse van de grote songschrijvers uit de jaren 60, brengt een album uit waarin hij zijn fascinatie met de Verenigde Staten niet onder stoelen of banken steekt. Al is dat geen verrassing voor wie ‘s mans leven en werk van nabij gevolgd heeft.
Van al de bands die in de jaren 60 deel uitmaakten van de ‘Britse Invasie’ waren The Kinks ongetwijfeld degene die het meest koketteerden met hun Brits zijn. Misschien wel net daarom staan ze tegenwoordig minstens een trap lager in aanzien dan hun leeftijdsgenoten The Beatles, The Rolling Stones of The Who. Op Desert Trip, het festival voor rockdino’s dat vorig jaar in Californië plaatsvond, waren (leden) van die drie bands wel van de partij in tegenstelling tot Ray Davies en co. Onterecht natuurlijk, want niet alleen stonden The Kinks met “You Really Got Me” mee aan de wieg van de garagerock, albums als The Kinks Are The Village Green Preservation Society (1968) en Arthur (1969) behoren tot het beste wat het decennium te bieden had.
De liefde van Ray Davies voor de Verenigde Staten kwam een paar jaar geleden al tot uiting in zijn autobiografie Americana: The Kinks, The Road And The Perfect Riff. Al is de relatie van Davies met het land er altijd een van aantrekking en afstoting geweest. Zo werd het The Kinks in de jaren 60 jarenlang verboden op te treden in de VS en in 2004 kreeg hij in New Orleans een schotwond in het been bij een verkeerd gelopen overval. Ray Davies mag sinds begin dit jaar dan wel Sir Ray Davies geworden zijn, diep vanbinnen is hij nog altijd het jongetje uit Londen dat op een transistorradio luisterde naar Amerikaanse muziek en droomde van avonturen aan de andere kant van de oceaan.
Op Americana — zijn eerste solo-album in tien jaar — wordt de ondertussen 72-jarige Davies bijgestaan door de leden van The Jayhawks als begeleidingsband. Ook al staan de teksten van Davies vol van referenties aan Amerikaanse iconen — van San Francisco Bay tot New York, van roaming buffaloes tot de OK Corral — en doet de titel van het album anders vermoeden, toch is het geen album vol rootsmuziek. Eigenlijk valt alleen het aan Neil Young herinnerende titelnummer onder die categorie. Verder gaat het album stilistisch vele kanten op, van Tom Petty-achtige rockers (“Poetry”) over pure Britse sixties-pop (“The Deal”, “A Place In Your Heart”) en aan Randy Newman schatplichtige nummers (“I’ve Heard That Beat Before”) tot een spoken word stukje waarin herinneringen opgehaald worden aan Alex Chilton (“Silent Movie”).
Tekstueel schetst Davies een divers beeld van het land. De nostalgische magie van roadtrips door de Verenigde Staten komt tot uiting in “The Great Highway” of “Message From The Road”, een duet met Jayhawk Karen Grotberg. Op “Rock ‘N’ Roll Cowboys” trekt hij parallellen tussen het Wilde Westen en het muzikantenbestaan. Maar evengoed neemt hij de leegheid van de Amerikaanse consumentenmaatschappij op de korrel (“Poetry”) of blikt hij terug op de problemen die The Kinks in de jaren 60 hadden in de VS (“The Invaders”).
Maar uiteindelijk is het grootste probleem van het album dat het desondanks allemaal wat te eentonig aanvoelt. Er mogen dan misschien wel geen zwakke nummers op staan, er zijn evenmin songs die het predikaat memorabel verdienen. Tel daarbij dat het album met zijn duurtijd van net geen zestig minuten een beetje te lang duurt — mogen we afspreken dat 35-45 minuten de ideale lengte van een lp is? — en het resultaat is een aangenaam album waar niemand zich een miskoop aan zal doen, maar ook een dat geen onuitwisbare indruk zal nalaten.