Beach goth, noemen ze het zelf, hun muziek die zich op de kruising waar surf-, garage-, en psychrock een feestje bouwen. Ze, dat is The Growlers, zeg maar de Zuid-Californische tegenpool van The Strokes. City Club, de vijfde voor de band, wil een inkijk bieden in het nachtleven in die zwoele tegenpool voor New York City.
Geen idee waar die naamgeving “goth” vandaan mag komen, maar wat doet het er ook toe, het beachgegeven klopt alvast wel. Ook niet uit de lucht gegrepen, is de vergelijking met The Strokes. Voor de vijfde plaat haalde de band er Julian Casablancas bij, en dat is er meer dan eens aan te horen. The Strokes was nooit echt ver weg, maar de frisheid en de gejaagdheid van de grootstad New York is nadrukkelijker aanwezig dan voorheen. “Too Many Times” heeft nog het meest van al een refrein dat zo uit Casablancas’ koker kon gekropen zijn, hoewel pakweg “The Daisy Chain” daar weinig voor moet onder doen.
Op de cover treffen we een bont allegaartje nachtbrakers bij een nachtclub aan. Een kussend koppel, een travestiet, een gladjanus in strak wit pak, een disco queen op de motorkap van een muscle car… Titelsong “City Club” voelt onmiddellijk precies zoals die cover: het einde van alweer een doordeweeks legendarische nacht ergens vaagweg begin de jaren tachtig, de zon komt net op boven de oceaan, en wie nog mee kan, zoekt gezelschap om het, euh, ochtendgloren, mee te delen. Uiteindelijk klopt dat idee bij verlenging ook voor de hele plaat.
“Drive until the sun comes up”, sporen de backing vocals op “I’ll be around” bijvoorbeeld aan, en zeker het uptempo “Dope On A Rope” nodigt uit tot nog een laatste dans. Maar het is niet altijd feest. Het melancholische “When You Were Made” troost een dochter van een gebroken huwelijk: “Oh they’re not in love anymore, they’re stuck and afraid/Don’t worry babe, don’t get too down on yourself/They were in love when you were made”. Zanger Brooks Nielsen kijkt het noodlot met tastbare weemoed in de ogen, alsof hij al weet dat het bij hem ook wel zo zal aflopen. Knappe afwisseling van sfeer, zo bijna halverwege. En afsluiten doet City Club met een bekentenis: “Speed living ain’t for everyone, it ain’t for me” (“Speed Living”). Niet iedereen haalt het ochtendgloren, de nacht heeft ook slachtoffers gemaakt.
De groezelige psych die in eerdere releases meer uit de verf kwam, is op City Club wat naar de achtergrond geschoven. Casablancas’ productie zit daar voor iets tussen: om de eenheid van het album gaaf te houden onder hetzelfde idee, moest er blijkbaar iets sneuvelen. Niet dat City Club een conceptplaat is geworden. Had gekund, maar de band trapte niet in die val. Alle nummers kunnen op zich overeind blijven, te meer omdat er geen absolute uitschieters of dieptepunten zijn.
Met City Club is The Growlers er in geslaagd in enkele rake karakterschetsen een idee op plaat te zetten dat over de hele lijn kan bekoren. Da’s misschien iets anders dan verwacht, maar daarom niet onherkenbaar. En al helemaal niet slechter.