De “wall of sound era” zou op hun vijfde voorbij zijn, volgens Signs Of Silhouette. En dat heeft niet zozeer te maken met de afwezigheid van een lavastroom van geluid, want daar word je hier nog altijd op getrakteerd, maar met het feit dat er binnen de stukken meer diverse oorden opgezocht worden. En dat levert een pracht van een plaat op.
Sinds het begin zijn gitarist Jorge Nuno en drummer Joao Paulo Entrezede in de weer met live shows waarbij de interactie tussen beeld en muziek centraal staat (en waarvoor ze zich steevast in witte pakken en maskers tooiden), iets waarvoor ze nu een beroep kunnen doen op vaste medewerker en videokunstenaar Miguel Opes. Het is ook mooi om te zien hoe het duo zijn sound gaandeweg is gaan openbreken. Op het titelloze debuutalbum (2012) en opvolger Rocket Fish (2013) gebeurde dat als duo, met een resem redelijk compacte stukken die het terrein verkenden tussen vrijevormexcursies en wervelende psychedelica. Voor hun derde album Land Garden (2013), dat samen met de eerste twee de Monochrome Trilogy vormt, riepen ze de hulp in van Hernani Faustino (contrabas) en Helena Espevall (cello), wat een verdieping en verrijking van de sound opleverde.
Die meer expansieve aanpak leidde op hun vierde album, Spring Grove (2014) tot een kolos van bijna tachtig minuten, waarvoor ze opnieuw vergezeld werden door Faustino (deze keer op elektrische bas) en toetsenist Tiago Sousa, en met wie ze definitief in intergalactische koers gekegeld werden. Het was het culminatiepunt van een aanpak die avant-garde, noiserock, free psych, acid rock en meanderende improvisatie bij elkaar bracht. En terwijl die andere Portugese psychband Black Bombaim, al dan niet met gasten als Rodrigo Amado en Isaiah Mitchell, ergens nog verankerd bleven in groovy jams, dan wist je bij Signs Of The Silhouette nooit waar het zou eindigen, want de teugels werden hier bijna helemaal gevierd.
Voor album nummer 5 wordt de lengte bijna gehalveerd – met z’n drieënveertig minuten is dit wat makkelijker behapbaar dan Spring Grove -, maar het album betekent duidelijk wel een keerpunt. Inspiratie werd deze keer gehaald bij Frank Herberts cultklassieker Dune, terwijl de band voor nu., dat het eerste deel is van een nieuwe trilogie, opnieuw twee gasten aan boord hees. Faustino tekent present op elektrische bas, en de tweede is zijn kompaan bij het RED Trio, pianist Rodrigo Pinheiro. De aanwezigheid van die piano zorgt natuurlijk meteen voor een verschil, omdat het de muziek aanvankelijk lijkt weg te trekken van het rockspectrum, al blijkt snel dat het de dynamiek enkel vergroot en in de onontwijkbare pieken voor een enorme boost zorgt.
Al moet het wel gezegd dat opener “Tent” aanvankelijk tekent voor meer finesse, rust en ritualistische samenhang en de trinkelende piano van Pinheiro een knap contrast vormt met de galmgitaar van Nuno, de pulserende bas en de ruisende cimbalen. Ze laten de muziek aanvankelijk een zinnelijke dans uitvoeren die etherisch zweeft, maar gaandeweg aardser wordt en waarin de spanning soms knap opgedreven wordt. Toch wordt hier niet gemikt op een constante ontlading, want het duurt meer dan tien minuten voor het kwartet opstijgt. Als dat dan gebeurt, dan slaat de dromerige interactie wel om in een typerende golf van geluid met stompende ritmes, bombastisch daverende piano, ronkende bas en gierende gitaar. Samen een majestueuze trancebeweging die het midden lijkt te zoeken tussen The Necks en Acid Mothers Temple.
Het kortere “Tame” komt sneller terzake, zet de spookachtige psychedelica op de voorgrond, met vervolgens “Throw” als tweede kolos. Deze keer blijft het iets dichter bij een vorm van vrije rock-‘n-roll, met tribale stompende percussie en huilende gitaarpartijen op een simpel basmotief. Het heeft iets van een heavy, elektrische space fusion, aangewakkerd door galopperende drums en scheurend, trippend gitaargeweld. Slotstuk “Thyself” houdt het weer iets compacter en laat twee gedaantes horen: eerst een in zichzelf gekeerde exploratie met gedempte piano die al even ritmisch gaat klinken als het werk van de drummer, maar gaandeweg een rollende, kronkelende beweging krijgt.
Dat de “wall of sound” verdwijnt, klopt dus niet helemaal. Die wordt gewoonweg afgewisseld met een andere dynamiek en temperament en daarvoor hebben ze gasten gevraagd die als geen ander weten hoe ze vrije constructies moeten op- en afbouwen met een haast tastbare spanning. Het is nog altijd iets waarvoor je je tijd moet nemen, maar het leidt tot de meest consistente plaat in hun eigenzinnige catalogus, en naar verluidt zorgde het ook live, met Pinheiro op Fender Rhodes, voor het nodige vuurwerk. Te ontdekken!
Het album verscheen in beperkte vinyloplage (100 stuks) en op cd. Bestellen kan via het label.