Het Apartheidsregime heeft een niet te onderschatten rol gespeeld in de ontwikkeling van de jazz wereldwijd. Vele musici die Zuid-Afrika ontvluchtten kwamen terecht in Europa en de Verenigde Staten en voegden meestal heel eigen ingrediënten toe aan de lokale jazzcocktail. Zo besloten de leden van de legendarische Blue Notes (een raciaal gemengde groep) na een concert in Frankrijk in 1964 om niet meer naar huis terug te keren, waardoor onder meer Chris McGregor en Louis Moholo-Moholo uiteindelijk spilfiguren werden van de progressieve jazz in Londen. Ook bassist Harry Miller leefde lange tijd als banneling in die stad tot hij naar Nederland verhuisde en daar in 1983 bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Van hem verschenen zopas opnieuw enkele archiefopnames waarin Zuid-Afrikaanse muziek en freejazz elkaar op prachtige wijze opjutten.
Van alle Zuid-Afrikaanse muzikanten die in Europa leefden was Harry Miller zeker niet de meest in het oog springende. Zijn eigen bands – waarvan het sextet Isipingo het bekendste is – hadden niet hetzelfde aanzien als pakweg McGregors superieure bigband Brotherhood of Breath, waarvan de bassist echter wel deel uitmaakte. Misschien is zijn belangrijkste bijdrage wel de oprichting van het Ogun-label geweest. Niet dat we zijn muzikale verdiensten willen minimaliseren, maar de impact die dat platenlabel heeft gehad in het verspreiden van de progressieve Britse jazz sinds de jaren ’70 is zelfs vandaag nog voelbaar. Het label wordt momenteel gerund door Millers weduwe Hazel en brengt nog op regelmatige basis werk uit, zowel heruitgaven van oude Ogun-lp’s als nieuw spul van onder meer Keith Tippett en Moholo-Moholo, de laatste overlevende van The Blue Notes. Enkele jaren geleden kwam het label op de proppen met een eerste volume van Different Times, Different Places, dat nooit verschenen concertopnames bevatte van Millers Isipingo. Het tweede volume focust nu op enkele kwintetformaties en bestrijkt met zeven uitstekende, eveneens nooit eerder verschenen stukken de periode tussen 1977 en 1982.
In de hele discografie van de bassist is er slechts één album te vinden onder de naam Harry Miller Quintet, zijnde het postume Down South uit 1984 met Han Bennink, Wolter Wierbos, Mark Charig en Sean Bergin. Op deze nieuwe lading archiefopnames wordt echter duidelijk dat er nog andere kwintetten onder Millers aanvoering opereerden, met Trevor Watts (sax) en Moholo-Moholo (drums) als vaste waarden en voor de rest een wisselende bezetting met Keith Tippett (piano), Alan Wakeman (sax), Alan Tomlinson (trombone), Dave Holdsworth (trompet) en Bernie Holland (gitaar). Deze verschillende formaties bogen zich weliswaar grotendeels over hetzelfde repertoire. Wanneer we dit tweede volume van Different Times, Different Places naast Down South leggen, zien we dat de tracklist voor een deel overlapt met de composities “Mofolo”, “Down South” en “Ikaya”, stukken die we tot nog toe in geen andere context zijn tegengekomen.
Opvallend is dat er met “The Magician” een werk opduikt dat recent door Moholo-Moholo (voor het eerst?) op plaat werd gezet onder de naam “Lost Opportunities”, zij het in een andere harmonisering. Misschien wist de drummer niet meer hoe het heette of hoe het oorspronkelijk werd gespeeld toen hij het enkele jaren geleden opnam met zijn befaamde Unit? Het is alleszins een van de melodische hoogtepunten op deze cd, een track waaruiteen zekere weemoed spreekt die wel eens vaker in de Zuid-Afrikaanse bannelingenjazz rondwaart. Hier wordt dat gevoel vooral opgewekt door de saxen van Wakeman en Watts, die via smachtende krullen langs elkaar heen schuiven en zo de weg plaveien voor een daverende pianosolo. De ritmische discussie die volgt tussen Tippett, Miller en Moholo-Moholo is een van het soort waarvan je spontaan op en naar gaat wippen op je stoel. Het betere spul, met andere woorden.
Linken met de freejazz worden vooral gelegd in “Down South”, waar de frontlinie gevormd wordt door Watts, Tomlinson en Holdsworth, ofte drie blazers die er in combinatie met het potige ritmesectiewerk een stevige loeier op geven. Dat Miller de agressievere kanten van de jazz en improvisatie niet schuwde, wisten we natuurlijk al door zijn werk met onder meer Peter Brötzmann (The Nearer The Bone The Sweater The Meat en Opened, But Hardly Touched) maar op zijn eigen platen is deze aanpak toch minder courant. De Township-deuntjes zijn wat dat betreft veel vaker aanwezig, ook op deze plaat. Het ritmische werk van gitarist Holland en het opbeurende thema van “Orange Grove” is het typische werk dat we van de Zuid-Afrikaanse jazzconnectie kennen en waarvan we eigenlijk nooit genoeg krijgen. Zeker niet wanneer deze tunes een gevaarlijk randje meekrijgen zoals in “Miss Liz”, waar we Watts (of is het Wakeman?) zowaar twee saxen tegelijk horen spelen, een techniek waar vooral Rashaan Roland Kirk om bekendstond.
Doordat Miller eerder weinig eigen werk uitbracht tijdens zijn leven en we het dus vooral moeten hebben van oude radio- en concertopnames en archiefvondsten, is deze collectie een rijke aanvulling op ’s mans discografie. Zij die al vertrouwd waren met het werk van McGregor, Moholo-Moholo, Dudu Pukwana, Johnny Dyani en vele anderen, vinden hier een nieuw puzzelstukje van het plaatje dat de Zuid-Afrikaanse diasporajazz vormt. Nieuwkomers doen er eventueel een prachtige nieuwe ontdekking mee, want deze muziek swingt net zozeer als ze wringt.