Je zou ze een van de meest onwaarschijnlijke bands uit de muziekgeschiedenis kunnen noemen. Een bende pertinent niet-coole, oude hippies met te korte broeken en opgetrokken witte sokken, met een zanger die niet kon zingen en die er bovendien op zijn dertigste al zestig uitzag. En hun fans zijn fanatieker dan je dochter die net haar nieuwste favoriete boysband ontdekt heeft. Ladies and gentlemen: The Grateful Dead!
Meer nog: ze maakten psychedelische muziek die al sinds veertig jaar niet meer hip is, en die wel eens ontspoorde in jams die zo lang duurden dat je rustig een volledige maaltijd kon koken, opeten en de afwas doen. Voor de pers waren ze jarenlang een makkelijk doelwit van spot. Toch blijft The Grateful Dead een van de grootste groepen uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis. En dat werd het afgelopen jaar duidelijker dan ooit: eerst waren er de groots opgezette ‘afscheidsconcerten’ (sinds frontman Jerry Garcia in 1995 het tijdelijke voor het eeuwige inruilde, stond de psychedelicagroep op non-actief), die de groep deze zomer naar aanleiding van hun vijftigste verjaardag hield in San Francisco en Chicago. Plots stond de Amerikaanse pers, van Pitchfork tot Rolling Stone, wekenlang vol artikels over The Grateful Dead. Zelfs president Obama prees de groep en riep hen op: “Let there be songs to fill the air”.
Oké, tot daaraan toe: een groep die in het verleden zijn sporen meer dan verdiend heeft, meer nog dan Jefferson Airplane of Janis Joplin de soundtrack bij Haight-Ashbury en de culturele revolutie van de jaren zestig componeerden, wordt nu weer even in de bloemetjes gezet. Waarom zouden wij, hippe kindjes van de 21ste eeuw, daar wakker van moeten liggen? Wel, omdat er sinds deze week een vijfdubbele (vijf!) compilatieplaat in de winkels ligt, waarop een doorsnede van alle groepen waarvan Pitchfork de laatste tien jaar een positieve review gepubliceerd heeft (op Mumford & Sons na dan) een of meerdere nummers van The Dead onder handen nemen. Dat de opbrengst integraal naar de Red Hot Organization, die zich inzet voor bewustmaking rond hiv en aids, kan dan weer helpen om je geweten te sussen.
Day Of The Dead, de compilatieplaat in kwestie (netjes onderverdeeld in “Thunder”, “Lightning” en “Sunshine”) biedt zo twee dingen: enerzijds een mooie ode én instap in de wereld van The Grateful Dead, en anderzijds een staalkaart van de Amerikaanse indierock van het laatste decennium. Het project werd op poten gezet door deadheads Aaron en Bryce Dessner, de gitaarspelende tweelingbroers die het muzikale hart van The National vormen. Het is bijna waanzinnig hoeveel grote namen zij voor dit project achter zich geschaard kregen: van ANOHNI tot Unknown Mortal Orchestra, van Tim Hecker tot Kurt Vile en van Fucked Up over Terry Riley tot dus – euhm – Mumford & Sons (die door hun veel te brave aanpak het geniale “Friend Of The Devil” volledig de vernieling in spelen). Daarbij zitten zowel levenslange fans van The Grateful Dead, zoals Lee Ranaldo, als mensen die nog nooit naar de band geluisterd hadden, bijvoorbeeld Perfume Genius. Dat leidt echter zelden of nooit tot een verschil in kwaliteit.
Als je bijna zes uur aan muziek op drie schijfjes stampt, krijg je natuurlijk onvermijdelijk pieken en dalen. Gelukkig overheersen op de uitputtingsslag die Day Of The Dead is (toch voor wie zo masochistisch is deze rit in één keer uit te zitten), toch vooral die pieken. Daarbij ligt het voor de hand dat er gretig geplukt wordt uit de topperiode van The Dead, zo rond 1970. Op deze compilatie worden de platen American Beauty en Workingman’s Dead er dan ook bijna integraal doorgejaagd. Wél bieden de artiesten over het algemeen een heel frisse blik aan op het oeuvre van de band. Zelden wordt er echt gekopieerd van het origineel. De Dessners benadrukten in een interview dan ook: “The idea was to embrace the band’s “freewheeling collaborative energy”. That’s part of why artists like them: they didn’t really compromise. They just took it further.” Zo wordt “Jack-A-Roe” in handen van This Is The Kit een Engelse folkballad, die zo in het oeuvre van de vroege Fairport Convention zou passen. The War On Drugs tovert “Touch Of Grey”, de enige echte hit die The Grateful Dead ooit gehad heeft, dan weer om tot een nummer dat zo op Lost In The Dream had kunnen belanden. En zo kunnen we nog wel even doorgaan: “To Lay Me Down” dat in handen van leek Perfume Genius een hypergevoelige pianoballad wordt, Local Natives dat “Stella Blue” nieuw leven inblaast en Tim Hecker, notoire Grateful Dead-hater, die lustig verder bouwt op de collage die John Oswald maakte van verschillende uitvoeringen van “Dark Star”. Natuurlijk zorgt The National zelf ook weer voor rillingen met hun versies van “Peggy-O”, “Morning Dew” en “I Know Your Rider”.
Tegelijk worden de teugels strakker aangehaald dan The Grateful Dead vroeger zelf deed, en zelden overheerst de abstractie. Zelfs de spacy gitaarsolo’s, die zo kenmerkend waren voor de groep, komen zelden echt naar boven, ook gewoon omdat praktisch niemand van de muzikanten de kunde en lyriek van een Jerry Garcia bezit. De keren dat het wel gebeurt, levert het magische momenten op: zo mag Bryce Dessner in “Garcia Counterpoint” bewijzen wat een gevoelige gitarist hij is. De scheve jam “Nightfall Of Diamonds” blaast je weg. Ook Nels Cline haalt fel uit in “St. Stephen”, hier gebracht in een mooie live-uitvoering van Wilco, samen met stichtend Deadlid Bob Weir. Ira Kaplan tovert “Wharf Raf” dan weer om in een vintage ongehaast Yo La Tengo-gitaarstuk. En natuurlijk zijn er ook momenten van gekte en kolderig gestoei: Unknown Mortal Orchestra haalt bijvoorbeeld “Shakedown Street”, nochtans een nummer en plaat die vaak zorgvuldig uit het geheugen van elke Deadhead gebannen is, op geflipte manier helemaal door de mangel. En ook The Flaming Lips katapulteren “Dark Star” naar een verafgelegen universum waar aardse regels niet meer gelden.
Alle nummers bespreken zou veel te ver leiden, maar vertrouw ons als wij zeggen dat de bijdragen van Kurt Vile, Jim James, Bonnie “Prince” Billy, Lee Ranaldo, Hiss Golden Messenger, de gebroeders Riley, Bruce Hornsby en de zovele andere artiesten, ook zeer de moeite zijn. Eigenlijk zijn de momenten dat wij als Grateful Dead-fan echt de gordijnen ingejaagd werden, dan ook schaars: Mumford & Sons vermeldden wij al en wat Tal National met sleutelstuk “Eyes Of The World” doet, is ook niet bepaald een lust voor het oor, en zo zijn er nog wel een handvol op te noemen. Uiteindelijk zijn de momenten waar groepen volslagen met het oeuvre van The Grateful Dead aan de haal gaan, ook inderdaad die momenten dat de band het meeste eer wordt aangedaan. Jerry Garcia zou goedkeurend geknikt hebben. Hopelijk schrikt de hoeveelheid materiaal dat op deze Day Of The Dead te vinden is, mensen die The Grateful Dead willen ontdekken niet te veel af, en hopelijk staan de fans van die laatste open voor de vrije herinterpretaties die hier te vinden zijn. De plek die The Dead innemen in de muziekgeschiedenis is immers te uniek om zomaar vergreten of genegeerd te worden.