Een Pulitzer is een uitzonderlijke onderscheiding en al zeker voor een jazzmuzikant. Sedert het begin van de uitreiking in 1947 ging de prijs voor muziek slechts twee keer naar een figuur uit de jazzgemeenschap: Wynton Marsalis in 1997 en Ornette Coleman exact tien jaar later. Nu mag Henry Threadgill dat duo vervoegen want in april van 2016 werd de 72-jarige componist, saxofonist en fluitist uitgeroepen tot laureaat voor de dubbelaar In For A Penny, In For A Pound, het zesde album van zijn ensemble Zooid.
Bij het horen van de naam Henry Threadgill worden we teruggekatapulteerd naar het Chicago van de jaren ’60 en The Association For The Advancement Of Creative Musicians (AACM), het muzikantencollectief dat ontstond onder impuls van onder meer pianist Muhal Richard Abrams. Threadgill was er bij van in het prille begin van de organisatie – hij nam zelfs deel aan de beruchte repetities van de Experimental Band, de voorloper van de AACM – maar kende weliswaar periodes waarin hij zich van het collectief distantieerde, in de meeste gevallen letterlijk. Zo vestigde hij zich enkele keren in New York en reisde de Verenigde Staten rond in de gospelband van een populaire dominee. Tijdens zijn legerdienst werd hij na een “muzikaal incident” (hij had het gewaagd om in het bijzijn van enkele notabelen een nogal moderne en dissonante medley met patriottische liederen te spelen) prompt naar het front in Vietnam gestuurd. Dat eigenwijze trekje is een rode draad doorheen Threadgills carrière en het is daarom niet toevallig dat enkele van zijn bands nog regelmatig worden aangehaald als typevoorbeelden van de Amerikaanse avant-garde, waaronder het trio Air (met Fred Hopkins en Steve McCall), zijn Sextett en het ensemble Very Very Circus.
Tegenwoordig is Zooid het voornaamste vehikel voor Threadgills muzikale exploraties. Met deze groep heeft de saxofonist en fluitist de afgelopen vijftien jaar een eigen systeem van spelen en improviseren ontwikkeld, een dat zo specifiek is dat sommigen het zelfs een nieuwe muzikale taal zijn gaan noemen. Threadgill gaat er alleszins prat op dat alleen zijn muzikanten in staat zijn het Zooid-repertoire te spelen: Liberty Ellman (gitaar) en Jose Davila (tuba en trombone), die beide al deel uitmaakten van de oorspronkelijke bezetting, en Christopher Hoffman (cello) en Elliot Humberto Kavee (drums). Bassist Stomu Takeishi is dus niet langer van de partij, waardoor de groep van een sextet is afgeslankt naar een kwintet. De instrumentatie blijft ondanks deze wijziging nog steeds wat ongewoon – wat natuurlijk typisch is voor een Threadgill-ensemble, waar timbres en onderlinge wisselwerkingen altijd voor een aparte mélange zorgen.
De muziek van Zooid kenmerkt zich op het eerste gehoor door een dominante ritmiek, een soort geometrisch patroon waarbinnen de groep de composities naar alle mogelijke kanten uitrekt. De conventies worden daarbij vlotjes genegeerd, want het is niet alleen vruchteloos zoeken naar een vaste (thematische) ondergrond, maar ook qua dynamiek en ontwikkeling kiest de groep telkens voor bizarre kronkelwegen. Het lijkt soms op een eindeloos gebrei, maar er zit een sterk systeem achter. Threadgill gebruikt namelijk korte intervalreeksen als bouwstenen voor zijn muziek. Elke muzikant krijgt zijn eigen reeksen toegewezen met de opdracht hier in functie van de groep mee aan de slag te gaan. Daardoor ontstaan spontane harmonieën, onverwachte wendingen en wordt elke compositie opgebouwd vanuit een collectieve improvisatie.
Threadgill lijkt tevens weinig aandacht te besteden aan het inleiden van zijn stukken. De luisteraar komt in de eerste seconden al meteen middenin de actie terecht. Net zoals bij het eerdere werk van de groep kan de luisteraar van In For A Penny, In For A Pound zich vanaf de eerste maten laten meedrijven op de ritmische golven, de eindeloze grooves die als een labyrint worden uitgespreid en waarop vijf muzikanten eindeloze conversaties voeren. Een solist komt in dat voortdurende gehobbel wel eens bovendrijven, maar verdwijnt net zo snel naar de achtergrond, opgeslokt door die steeds maar door denderende machine. De bandleider zelf trekt zich binnen dat geheel opvallend vaak terug, meestal is het kwartet zonder hem aan het woord. Toch tekent Threadgill voor enkele van de meer scherpe momenten, waarbij hij in duo met Ellman of Davila plots een hoekige unisono-partij afhaspelt en tegelijk zijn nog steeds messcherpe altsaxklank demonstreert.
De muziek van Zooid kent eigenlijk amper pieken of dalen, maar op een of andere geheimzinnige wijze weet de groep het allemaal spannend te houden door een constante herschikking van de muzikale bouwstenen. Pianist Alexander Hawkins verbaasde zich er enkele jaren geleden al over in een artikel voor The Wire: “How can a group float and stomp at the same time? How on earth can they live inside a composition for so long, and never seem to turn the page?” Zooid is dan ook een mysterie. Een fantastisch mysterie.