Hij moet nog vijfentwintig worden, en zijn tweede album is al klaar. In de jazzwereld is dat een stuk zeldzamer dan in de pop- of tenniswereld, waar dertig jaar worden een ramp is. Al werd die vroege vlucht van de Waalse pianist eigenlijk al een paar jaar geleden voorspeld. Hoewel dit niet de overtreffende trap is van debuutplaat Road Story uit 2012, is het een makkelijk in het gehoor liggende opvolger die de sterktes van Gehenot opnieuw etaleert. Maar dat geldt ook een beetje voor de zwaktes.
Laat er geen twijfel over bestaan: Gehenot kan spelen. Hij maakt mooie, lyrische muziek en de vergelijking met Jef Neve die her en der opduikt, houdt wel degelijk steek, ook al is de Vlaming een stuk flamboyanter in zijn aanpak en meer een man van het uitbundige gebaar. Bij Gehenot is het allemaal net iets meer getemperd, maar hij heeft een oor voor elegante melodieën en omringt zich met collega’s die ervoor zorgen dat hij in een zetel zit om de composities uit de doeken te doen. Was dat op de vorige plaat nog met bassist Sam Gerstmans, dan is die nu vervangen door Philippe Aerts. Achter het drumstel zit nog steeds Teun Verbruggen, want die kan op drie plaatsen tegelijk zijn.
Met een titel als Motion creëer je natuurlijk bepaalde verwachtingen, want je suggereert een vooruitgerichte blik, verandering en beweeglijkheid. Met opener “Crush” wordt dat meteen ingelost. Tingeltangels in het hoge register, een extra aanzet van Aerts, het binnenvallen van Verbruggen en ze zijn vertrokken voor een kloek wentelend prijsbeest dat het melodieuze koppelt aan een bruisende energie. Het is catchy, modern, ritmisch dwingend (mooi ook hoe Verbruggen na een paar slagen al te herkennen is) en lonkt naar internationaal gerenommeerde bands als Phronesis. Het trio hanteert een prima eb/vloed-dynamiek die meteen een behoorlijk groot deel van het spectrum laat horen. Motion kon moeilijk beter van start gaan.
Helaas krijg je dit soort tracks slechts in zeer beperkte dosis, want enkel het compacte “Jaws Dreams”, met lekker rollend baswerk en een vieve swing, herhaalt die springerige aanstekelijkheid. Nochtans schudt Gehenot er nog wel een paar uit de mouw die net iets te gezwind zijn om in de balladehoek terecht te komen en de kaart van de popinvloeden trekken zonder daarom op makkelijk scoren te mikken. “Back Country” lonkt resoluut naar soulvolle pop, maar doet dat met een melodie die daadwerkelijk blijft hangen, terwijl het delicate “Santiago” gaandeweg een levendige, dansende zwier krijgt en mooi de kwaliteiten van Aerts onderstreept.
Het zijn stuk voor stuk hoogtepunten, of op z’n minst opvallende composities binnen het raamwerk van Motion. Het nadeel is dan weer dat ze omringd worden door een stel omfloerste ballades, die wel heel mooi en gestroomlijnd klinken — wat zeker geldt voor ECM-neefjes als “Song Of Eden” en “Interlude” — maar zich braaf, té braaf, laten leiden door een patroon. Allemaal erg smaakvol en behaaglijk, maar je zou willen dat Gehenot het keurslijf wat meer zou openbreken. En daar is niet eens geweld voor nodig. Nu wordt het tempo en de dynamiek van het album net iets te veel tegengewerkt door een overdaad aan dergelijke momenten. Dat terwijl zijn versie van “In The Wee Small Hours Of The Morning”, al meer dan een halve eeuw een lieveling van talloze jazzvocalisten, laat horen dat hij een kapotgespeelde standard overtuigend kan brengen.
Motion bevestigt eigenlijk wel het stijlvolle talent dat we al kenden (wie bij Road Story z’n ding vond, kan deze plaat dan ook blindelings aanschaffen), maar heeft er niet genoeg aan toe te voegen om te kunnen spreken van een sterke vooruitgang of nieuwe uitdaging. De muzikanten spelen prima, maar Gehenot prikkelt iets te weinig en slaagt er net niet in om de gulle inspiratie van zijn opener door te trekken. Wat voor de hoesfoto geldt, is ook van toepassing op de plaat als geheel: iets meer panache had geen kwaad gekund.
Het trio is intussen bezig aan een ronde van Vlaanderen via Jazzlab Series. Meer info/data op de website.