Akerselva is een soundtrack bij het fotoboek Akerselva–Oslo 2004-2011 van kunstenaar Johan De Wilde, dat in 2012 verscheen bij uitgeverij het balanseer en waarvan de foto’s al eerder de aanzet gaven tot een diaprojectie met muziek erbij. Dat dit album veel meer is dan een ondersteunende geluidsband, is in eerste instantie natuurlijk een verdienste van de muzikanten, maar ook weer toe te schrijven aan de inspiratie die ze vonden dankzij het boek.
De Wilde is vooral bekend om zijn potloodtekeningen; vaak sobere, raadselachtige en schijnbaar halfafgewerkte schetsen die duidelijkheid over betekenis in het midden laten en verbeelding bij de kijker lijken te willen aanzwengelen. Akerselva-Oslo bevat echter foto’s die hij in de periode 2004 tot 2011 maakte tijdens wandelingen langs de Akerselva, een rivier van goed acht kilometer die een eindje buiten Oslo ontspringt en de stad slingerend in twee helften splijt. Toeval en abstractie zorgden voor een totaalwerk dat naar verluidt onmogelijk te ontmantelen viel zonder aan betekenis en samenhang in te boeten. Die cohesie komt ook terug op deze lp.
De muziek komt van pianiste Heleen Van Haegenborgh, bassist Kristof Roseeuw en elektronica-artiest Jürgen De Blonde. Hoewel ze sterk verschillende achtergronden hebben – Van Haegenborgh in de zone tussen het hedendaagse repertoire en nieuwe, vrije muziek, Roseeuw die van de geïmproviseerde muziek en jazz en De Blonde binnen de experimentele vleugel van de ‘pop’ – zijn het geen onbekenden voor elkaar. Zo werkten ze o.m. samen tijdens het Cinéma Invisible-project (met een audiovisuele component) en kruisen hun paden elkaar regelmatig. De vier stukken op Akerselva houden zich ook op de zone tussen de Europees getinte, elektroakoestische improvisatie en de moderne avant-garde.
Geladen termen die meteen een aura van ondoordringbaarheid opperen, maar Akerselva zorgt ondanks die intimiderende insteek niet voor een ideeënindigestie. De muzikanten hebben in het verleden al bewezen dat het gebruik van een goed idee vaak boeiender is dan de perfectie van een gladde uitvoering, en deze interactie is er dan ook een van knappe dosering en subtiele interactie. Forse dynamiek is er wel: er zijn momenten met een tumultueuze kracht en van in zichzelf gekeerde breekbaarheid, maar ze blijven mooi in evenwicht, net zoals er ook niet vijandig ingegrepen wordt wanneer “Akerselva II” plots op het terrein van de intieme lyriek belandt.
De eerste vinylhelft wordt ingenomen door één lange beweging die je zou kunnen indelen in een paar secties, maar nergens geprogrammeerd aanvoelt. Integendeel, de start met brommende elektronica, kloek aangeslagen contrabas en het aftastende pianospel is zoekend en open. Het heeft even zelfs iets van een rondje ‘elk om beurt iets doen’, al wordt er ook snel gestapt langs parallelle paden, waarbij een drone-achtige beweging een ondergrond vormt voor de combinatie van Roseeuws krachtige staccatogetrek en Van Haegenborghs metalige inside pianoklanken. Het ene moment nog wars en ongrijpbaar, iets verderop plots concreter door een tweenotenpatroon dat verglijdt in een ritmische cadans.
Heel even lijkt het terecht te komen op het hypnotiserende variatieterrein van The Necks, maar hier zijn de contrasten snel alweer groter. De pianiste kan na een climaxwerking van de bas plots loos gaan met donderend gebeuk, van waaruit de gestreken bas de muziek terugvoert naar een bijna perverse lyriek. Halverwege belandt de muziek in een onwennige eenvoud, om van daaruit, aangepord door kosmisch pruttelende toetsen en een dwingende contrabas, op het terrein van ontwricht, trance-achtig minimalisme te belanden. Er duikt een puls op, Van Haegenborgh zorgt voor aarzelende commentaar en de elektronica gaat met z’n plastieken blieps haast voor ontmantelde dansmuziek.
De drie kortere stukken van de tweede albumhelft zijn natuurlijk compacter, maar niet minder indringend. Zo gaat “Akerselva II” van start met percussief gerammel en geschuifel (effectencreaties van De Blonde?), een aanhoudende sirene, repetitieve struikelpiano en een bas die na een tijd lijkt te gaan stotteren, een verhaalaanzet die maar niet op gang wil komen. Grillig en ongedurig en daarom is het net zo verrassend dat het in de tweede helft een veel meer gestroomlijnde en ‘behaaglijke’ zone opzoekt. “Akerselva III” brengt ook een knappe spanning teweeg tussen de aanhoudende elektronicagolven en de onvoorspelbare pianofiguren van Van Haegenborgh, terwijl de iele, spookachtige effecten van De Blonde — het klinkt als een fluitende feedbacksonate — zelfs even naar het Godfather-thema verwijzen.
Slotstuk “Akerselva IV” is compleet ondergedompeld in wrijvende ruis, ruw geschraap en ondefinieerbare geluiden vol zaagbewegingen die oplossen in eenvoud en raadselachtigheid. Het is muziek die houvast biedt, maar die ook laat verbrokkelen; die ergens vertrouwd klinkt, maar ook onwerkelijk. Alsof de werelden van John Tilbury, Sophie Agnel, Joëlle Léandre en schimmig minimalisme, met hints uit de elektronische avant-garde en musique concrète, tot een merkwaardige balans proberen te komen. Het vergroot alleen nog het ongeduld om de foto’s te zien die hiertoe geleid hebben.
Het album wordt op zondag 2 februari om 11u voorgesteld in S.M.A.K. Gent. Gratis toegang, mits reservatie vooraf op boekjebezoek@gent.be