Sprakeloos is hij niet meer geweest sedert het verschijnen van Sprakeloos, waarschijnlijk zijn meest succesvolle boek tot nog toe. Uit de as van zijn moeder liet hij in 2009 een ontroerende biografie verrijzen, een waarvan hij een theatrale variant maakte, waarmee hij de grootste Vlaamse en Nederlandse schouwburgen uitverkocht. Een passender eerbetoon aan die moeder wier talenten hij heeft geërfd (en exponentieel heeft ontwikkeld), was quasi ondenkbaar. Maar om naderhand een nieuwe roman te voltooien? Gemakkelijk kan dat niet geweest zijn. En toch ligt daar Gelukkige slaven, alweer een meesterlijk boek.
Hoeveel auteurs ziet men slachtoffer worden van hun eigen succes? In ieder geval Tom Lanoye niet, iemand die met de jaren zijn scherpte niet verliest. Wel integendeel: na Sprakeloos schreef hij het jubelend onthaalde Heldere hemel (Boekenweekgeschenk 2012) en ondertussen ligt de opvolger al in de rekken. Gelukkige slaven is de roman van een auteur die zich de laatste jaren steeds explicieter in de maatschappelijke polemiek ging mengen. Nog maar pas verschenen zijn kerstessays voor De Standaard, waarin hij de gruwelijke dood van Jonathan Jacob memoreerde. Lanoye deelde oorvegen uit, suggereerde welke kant het op moet met onze politiek en legde pijnlijk nauwkeurig bloot wat er scheelt aan ons sociaal klimaat. Wanneer Lanoye, die nochtans geen expert is, zoiets doet, wendt hij de taal zodanig aan dat de lezer bijna een persoonlijk appel ervaart. Zijn stijl heeft niets vrijblijvends: zijn cadans doet zo natuurlijk aan, zijn structuur is dusdanig doorzichtig, de opbouw zo logisch, … Heuse meesterwerken der taal zijn die kerstessays niet, maar ze doen een mens meteen beseffen wat Lanoye als romancier zo bijzonder maakt. Eenmaal hij de lezer (of de lezer hem?) te pakken heeft, wordt er niet meer gelost. Eenzelfde hevigheid gaat schuil in wat Lanoye in de laatste vijf jaar schreef voor het toneel. Bloed en rozen en De Russen! deden het niet alleen zo goed op de planken omdat het teksten zijn die met visie werden geregisseerd, ook waren het eclatante successen omdat de auteur er raak in formuleert, en weet welke dynamieken het goed doen op een scène.
Als vanouds hebben Lanoyes dialogen in Gelukkige slaven iets theatraal. Alleen al het uitgangspunt – het verbinden van twee karakters met de naam Tony Hanssen – heeft iets van een groteske komedie. Inderdaad kan er heel wat afgelachen worden: enerzijds plotmatig – wat de Hanssens overkomt, hoef je geen naturalisme van de bovenste plank te noemen – en anderzijds taalkundig. De maat waarin Lanoye zijn lezer deze levens dicteert, is fenomenaal. Verslavend. En vooral goed getroffen. Keek Lanoye in zijn Monstertrilogie en in Het derde huwelijk nog met de spottende grijns naar een door tegenstrijdigheden en een enigszins burleske volksaard verscheurd-verenigd België, dan trekt hij nu het perspectief open. Het kader is mondiaal geworden: de karakters zijn losgebroken uit Fort Europa en verleggen hun accent. Worden de tragedies die hun levens overspoelen daarom belangrijker, gewichtiger, anders gekleurd? Absoluut niet. Gelukkige slaven is niet “de internationale roman” van een schrijver in topvorm, wel het boek dat bewijst dat Lanoye via de microkosmos van het Vlaamse altijd oog heeft gehad voor wat mensen, waar ook ter wereld, overkomt. Het benepen, wat angstvallige karakter dat Lanoye, als onze aan een paar honderd vierkante kilometer gebonden inborst, meeneemt naar zijn boeken, is ook nu weer aanwezig. Nooit eerder viel echter op hoezeer de intrinsieke psychologische geaardheid van Lanoyes personages in het teken staat van een overkoepelende bespiegeling. Een over een tijd die de neiging heeft het persoonlijke te onteigenen. Een waarin geld de maatstaf is voor succes. Een waarin fraude welig tiert, waarin een moreel en financieel bankroet om de hoek komen gluren. De essentie legt Lanoye echter – hoe kan het ook anders? – in de mens zelf. Met de Afrikaan Khumalo tilt de schrijver Gelukkige slaven naar een ingetogen, aangrijpend kookpunt. Tussen de erecties en dat klaarkomen (dat maar niet wil lukken!) door, last Lanoye een moment in waarop hij het middelpunt waar deze elliptische roman rond cirkelt, glashelder verwoordt. Doet een zijner collega’s hem dat na: zoveel food for thought in één hilarische, bruisende en eens te meer virtuoze roman stoppen?