Een nieuwe uitgeverij moet met in het oog lopende boeken komen. Dat deed World Editions op fenomenale wijze met Uit de bek van de walvis van de IJslandse auteur Sjon. Het boek dat in het land van de auteur is geworteld, biedt een organisch leesplezier waarin natuur en cultuur op intelligente wijze zijn verstrengeld. De registerwissels in de vaak virtuoze schrijfstijl zorgen bovendien voor een prikkelende surplus.
Op de achterflap van Uit de bek van de walvis prijkt een hippe vijftiger met donkere bril en puntbaard. Eenzelfde beschrijving gaat op voor de deus ex machina die middenin het boek ons hoofdpersonage Jonas Palmason de Geleerde uit zijn verbanning komt redden. De schrijver als God die in zijn eigen boek opdaagt? We hebben hier met experimentele literatuur van doen. Niets anders kan verwacht worden van de songschrijver van Björk, die zich internationaal ook al met romans als De fluisterende muze (2005) en Blauwvos (2006) liet opmerken. Nochtans is hier geen sprake van gratuite nieuwlichterij, integendeel. Sjon is een rasverteller, maar één met een geheel eigen stem.
Jonas Palmason is een personage geïnspireerd op de historische figuur van Jon Gudmundsson. Deze geleerde betoonde grote moed na de slachting door de IJslanders op Spaanse walvisvaarders in het begin van de zeventiende eeuw en dit door het onrecht aan te kaarten in een geschrift. Hierna moest hij vluchten voor de lokale autoriteiten. Dit is ook de uitgangspositie van Jonas Palmason: verbannen op een eiland brengt hij zijn dagen in eenzaamheid door, verwensend dat hij ooit leerde lezen en schrijven, de bron van zijn nimmer aflatende nieuwsgierigheid en wetenschappelijke ingesteldheid, want die brachten hem enkel tegenslag. Mythologie, godsdienstbeleving en natuurbeschrijving vinden in Jonas een organisch geheel. Dit in de eerste en laatste hoofdstukken waarin we in het hoofd van Jonas kruipen en zijn associatieve gedachtegang volgen. Daartussen vinden registerwisselingen plaats in de stukken die Jonas’ lotgevallen beschrijven, waaronder de ontmoeting met zijn vrouw Sigrid, het “verslaan” van een spook, een intermezzo over het ontstaan van de wereld… Het zijn als het ware kortverhalen, ingebed in de roman, bewijzend voor de vertelkunst van de auteur.
Het epicentrum van de roman ligt in het bloedstollend geschreven relaas van de moord op de onschuldige Baskische walvisvaarders. Ook algemeen en steeds terugkerend is het thema van de onverdraagzaamheid, de negatief-menselijke eigenschappen van hebzucht en afgunst, van wreedheid tegenover elkaar. Als het boek al een oproep bevat, dan wellicht voor een humanisme zoals we dat in Jonas Palmason vinden. Deze hele thematiek zit bovendien ook vervat in het magische voorwoord, waarin we Lucifer volgen vlak voor zijn verbanning uit de hemel. Hij gaf, zo schrijft Sjon, de mens zijn beeld van hem mee en dat beeld is er een van walging. Symmetrisch als de roman is opgebouwd (gebruik van de seizoenen en van cursieve tussenvoegsels uit de bijgelovig-wetenschappelijke catalogus van Jonas) bevat Uit de bek van de walvis ook een nawoord. Misschien wel het enige minpunt aan dit boek is dit wazige einde zonder veel toevoegende waarde. De mystieke ervaringen van de door eenzaamheid gekwelde Jonas waren een krachtiger slotakkoord geweest.
Een minpunt echter dat de pret niet kan drukken. Want dit veelstemmige en hoogst eigenzinnige boek, vol prachtige beschrijvingen van de IJslandse natuur, vol mythologie en godsdienstwaan, met een inhoudelijk krachtig appel aan het humanisme, maar ook met veel humor en ironie garandeert een onvergetelijke leeservaring.