Retro was al langer een van de primaire karakteristieken van Janelle Monae, maar voor deze nieuwe hoofdstukken in haar magnum opus neemt ze specifiek de zeventiger jaren in het vizier. Ze tapt daaruit één suite topplezier en één suite lauw bier.
Samen met Solange Knowles is Janelle Monae al enkele jaren lang de meest gerespecteerde der r&b-zangeressen in het indieveld. Helemaal terecht trouwens; haar eclectische tour de force The ArchAndroid behoorde tot dé platen van 2010 en zo mogelijk tot dé platen van de recente geschiedenis van het genre. Met deze The Electric Lady breit ze twee nieuwe suites aan de SF-hiphopera rond Cindi Mayweather die de rode draad in haar werk moet vormen tot bij haar volgende langspeler.
Laten we beginnen met het goede nieuws: Suite 4 is er alvast weer een om van te smullen geworden. Na de obligate intro trekt “Givin Em What They Love” hem in gang met stomende soulrock, zoals het een Princesamenwerking betaamt. De twee stemmen vinden een uitgekiende balans: zijne paarsheid in iets zachtere modus; Monae op haar venijnigst, in de hoge uithalen bijna de force van Nikka Costa kanaliserend. Zowel het markantere gitaargeluid als de duidelijkere sensualiteit springen meteen in het oor en zullen doorheen de hele suite meermaals hun opwachting maken.
Deze eerste helft bulkt dan ook van de oorwurmen. De swingende singles “Q.U.E.E.N.” en “Dance Apocalyptic”, respectievelijk een sassy statement en een aanstekelijk antwoord op Outkasts “Hey Ya”, waren daar al mooie toonbeelden van. Op kop staat echter “We Were Like Rock & Roll”, een hedendaagse vertaling van de klassieke Motown-melodie met een dijk van een refrein. Ook de sprankelende Solangesamenwerking op de titeltrack biedt een tijdloze r&b-track die blijft opwarmen tot in de funky finale. Niet alleen het uptempo werk scoort hier. Het sidderende midtempo “Primetime” ontwijkt alle clichés van saaie slaapkamerballade of goedkoop seksfestijn. Even later hangt Monae op het naar seventies Bond ruikende “Look Into My Eyes” nog eens de sensuele sirene uit.
Tegen het eind van deze reeks voel je de woorden “zowaar nog beter dan de voorganger” opborrelen, maar dan komt Suite 5 de fletsere kop opsteken. “It’s Code” kan als retroballade best wat charme opwekken en ook de soulvolle afsluiter “What An Experience” is van dusdanige positieve aanstekelijkheid dat hij een tijdlang blijft echoën. Daartussen zit een te lange reeks trager materiaal dat de variatie die we al vanaf de vorige plaat zozeer van Monae appreciëren ontbeert. De seventiespastiches “Victory” en “Can’t Live Without Your Love” beginnen niet onaardig, maar blijven tot in het oneindige dezelfde melodie herkauwen. Het ronduit saaie “Dorothy Dandridge Eyes” wringt de reeks finaal de nek om. Van echte nachtmerries valt niet te spreken, maar de opeenvolging van mellow funk laat het energieke feestje eindigen in een snoozefest.
Op The ArchAndroid kon Monae zonder probleem een extra large lappendeken breien, bij deze had ze de nobele kunst der selectie meester moeten zijn. De lange speelduur is niet verantwoordbaar in aanwezigheid van een overvloed aan oninteressante interludes en een te weinig gevarieerde eindsequentie. In The Electric Lady schuilt de sterkste plaat die Monae al maakte, maar je moet hem er zelf uit distilleren.