Drie platen, dat is wat Green Day in petto heeft de komende maanden. Afgaande op de eerste worp speelt de band rond Billy Joe Armstrong op veilig. Op nagenoeg gans ¡Uno! houdt Green Day vast aan de formule die hen in het verleden de grootste hits opgeleverd heeft.
Wie door een speling van het lot in het midden van de jaren negentig de puberaalste van zijn tienerjaren doormaakte, kan vast zonder nadenken enkele nummers van Green Day neuriën of, moest daar echt nood aan zijn, zachtjes meezingen, eventueel met een nostalgische grijns op het gezicht.
Catchy, poppy songs die gespeeld worden door een trio dat, door er -laten we wel wezen- als een halve gare bij te lopen, zichzelf een punk-achtig imago aangemeten heeft, gaan er nu eenmaal goed in bij jongens van 14. Dat daar nog geen wetenschappelijk onderzoek naar gebeurd is, het is een raadsel.
Wanneer de kans op betrappen onbestaande is, kan Dookie alhier nog eens in de cd-lade belanden, zo eens per jaar, om het afwassen een nostalgische glans te geven. Ook Therapy?’s Troublegum leent zich zo nu en dan uitstekend tot het geven van een boost aan huishoudelijke taken. Maar in tegenstelling tot Therapy?, die enkele jaren geleden met moeite de ABBox gevuld kregen, is Green Day vandaag een van de grootste bands in de Westelijke hemisferen.
Hoe ze daar in geslaagd zijn, is nog zo’n vraag waarover een commissie zich dringend mag buigen. De fans van het eerste uur zijn ondertussen op een leeftijd gekomen waarop het lichtjes gênant is om nummers over rondlummelen en masturberen luidkeels mee te zingen. Zou je denken. Jongelui blijken echter nog steeds voor de band te vallen, vooral sinds American Idiot uit 2004.
Bijna tien jaar later, is Green Day nog steeds een kracht om rekening mee te houden. Meer zelfs: tussen nu en half januari 2013 brengt het gezelschap drie langspelers uit, om voortijdige Alzheimer te slim af te zijn handig ¡Uno!, ¡Dos! en ¡Tré! getiteld. Dat plan is, op z’n zachtst gezegd, enigszins eigenaardig, maar wie de werkethos van sixtiesbands verkiest boven de hedendaagse standaard waarbij eens om de drie jaar een album uitgebracht wordt, kan niet anders dan bewonderend staan kijken naar deze tour de force.
Dat is, tot “Nuclear Family, de openingstrack van ¡Uno! uit de boxen schalt. Zelfs wie de band de voorbije 18 jaar louter passief gevolgd heeft, kan onmiddellijk de draad opnieuw oppikken. Meezingbare, glasheldere vocalen van Billie Joe Armstrong en de ritmesectie van Mike Dirnt en Tré Cool die vrolijk het punkpophuis staande houden.
Single “Kill The DJ” breekt enigszins met de formule, die ingeruild wordt voor een aanpak die als The Clash Ultra Light bestempeld zou kunnen worden. Andere single “Oh Love!” blijkt, ondanks zijn inwisselbaarheid, over zekere catchy kwaliteiten te beschikken, maar op de canonieke waarde van de song, of bij uitbreiding het ganse album, geld inzetten is geen aanrader.
Wat wel al zeker is, nog voor de laatste twee albums van dit toch wel lichtjes megalomane plan het licht gezien hebben, is dat Green Day moeiteloos festivalterreinen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan in lichterlaaie zal zetten tijdens de zomer van 2013. Tenminste, als Armstrong zichzelf tegen dan weer op de rails weet te zetten. Want zoveel blijkt wel uit enkele luisterbeurten van ¡Uno!: als er rotaanstekelijke deuntjes de wereld ingestuurd moeten worden, dan staat Green Day nog steeds paraat. Wie het een graadje intenser wil, zal zijn weg wel vinden naar Ramones, Crass en Black Flag.