1975 was een belangrijk jaar in de geschiedenis van Spanje: het was in dat jaar dat er een einde kwam aan het 82-jarige leven van Francisco Franco y Bahamonde – kortweg Franco – en aan diens 45-jarige dictatuur, het zogenaamde franquismo. Voor schrijvers, filmmakers en artiesten allerhande betekende het ook het einde van de overheidscontrole en censuur waartegen zij vier decennia lang moesten opboksen – onder andere het originele einde van Luis Buñuels Viridiana moest eraan geloven. Niet dat cineasten tijdens de dictatuur geen manier vonden om op een verholen manier toch commentaar te geven op Franco’s regime. Het van symboliek doordrenkte El Espíritu de la Colmena is een prachtige, maar ook bittere allegorie op het Spanje van net na de Burgeroorlog, en ook Carlos Saura’s Cría Cuervos, gedraaid terwijl El Caudillo op zijn sterfbed lag, tekent een treffend beeld van een onderdrukt land. Beide films doen dat door de grote ogen van de onschuldige Ana Torrent, die nog opgejaagd wild zou spelen in Alejandro Amenábars debuutfilm Tesis, maar hier de incarnatie wordt van een lijdend Spanje.
Aan het begin van Cría Cuervos sluipt zij ’s nachts de trap af en hoort hoe haar vader, een weduwnaar, rokkenjager en officier in Franco’s leger, bezwijkt aan een hartaanval. Ana en haar zussen Irene (Conchi Pérez) en Maite (Maite Sánchez) komen onder toezicht te staan van hun strenge tante (Mónica Randall), die samen met hun demente oma bij hen intrekt. De volwassen Ana (Geraldine Chaplin, dochter van Charles en echtgenote van regisseur Carlos Saura) vertelt hoe hun jeugd niet de beste tijd van hun leven was, wat zich uit in morbide fantasieën van de drie zussen. Ana heeft hallucinaties over haar overleden moeder (een dubbelrol van Geraldine Chaplin), gelooft dat zij met vergif haar vader heeft vermoord, en wil hetzelfde doen met haar tante; Irene heeft nachtmerries waarin ze ontvoerd en vermoord wordt, en zelfs wanneer de drie zusjes verstoppertje spelen, is de dood nooit veraf. Het zijn allemaal indicatoren van veel te vroeg verloren onschuld, en voorbodes van een toekomst die zich nooit helemaal van het verleden zal kunnen vrijmaken.
Een allegorie op een eerste niveau is gemakkelijk te maken: de militaristische vader, net als El Generalísimo op zijn sterfbed, symboliseert het regime van Franco; de liefhebbende moeder symboliseert het onderdrukte, republikeinse Spanje dat de Burgeroorlog verloor; en de tante is de goedmenende, maar weinig bekwame nieuwe regering. Belangrijker is echter de rol van Irene (de oudste), Ana (de middelste) en Maite (de jongste), wiens jeugd van binnenuit is vernietigd door de omgeving waarin zij zijn opgegroeid; een generatie Spanjaarden die zo goed en zo kwaad mogelijk uit een dal moet klimmen. Dat dat geen sinecure zal zijn, blijkt uit de manier waarop hun jeugd volledig gespeend lijkt van enige vreugde: als de drie meisjes een toneeltje opvoeren, is dat een doodserieuze enscenering van een ouderlijke ruzie. Als ze een plaatje opleggen, is het de melige kweelstem van Jeannette die ‘¿Por qué te vas? (Waarom ga je weg?)’ zingt. En als de oma een moeilijk momentje heeft, vraagt Ana zonder verpinken of ze haar moet helpen zelfmoord te plegen.
Dat maakt van Cría Cuervos een zware film, en de subtiele manier waarop Saura die onder je huid doet kruipen, zorgt ervoor dat je hieraan niet echt een vrolijk gevoel overhoudt. Het soms iets te trage scenario – er gebeurt bitter weinig – doet daar nog een schepje bovenop, waardoor Cría Cuervos ondanks zijn beperkte speelduur als een behoorlijk lange zit durft aanvoelen. Dat neemt echter niet weg dat Saura’s bekendste film niet alleen een politieke allegorie is, maar ook een zeer mooie prent. Saura’s visuele stijl is subtiel, maar daarom niet minder efficiënt of knap. Hier en daar heeft de film de tand des tijds niet echt doorstaan – de laaggeplaatste camera die de kijk van de kinderen toont, voelt intussen ook niet meer zo fris aan als in 1976 het geval was – maar de heerlijk vloeiende manier waarop de camera tussen de personages heen beweegt en het rustige, maar evenwichtige montageritme zorgen voor een vaak prachtige, uitgebalanceerde cinematografie.
Het meest indrukwekkend zijn echter de shots waarop de Spaanse cineast in één camerabeweging de realiteit en de fantasie van zijn jonge protaganiste door elkaar weeft. Die neiging naar fantasieën lijkt trouwens wel meer films over Franco en de Spaanse Burgeroorlog te typeren: in El Espíritu de la Colmena heeft Ana Torrent een ontmoeting met Boris Karloffs Monster van Frankenstein, en nog niet zo lang geleden ontvluchtte Ivana Baquero de gruwelen van de Burgeroorlog in de sprookjes en verzinsels van El Laberinto del Fauno (Pan’s Labyrinth). Dat regisseurs als Guillermo del Toro hun mosterd halen bij Victor Erice en Carlos Saura, zegt niet alleen iets over de kwaliteit van de Spaanse cinema uit de jaren ’70, maar ook over de visuele vindingrijkheid die die regisseurs aan de dag wisten te leggen.
Net als El Laberinto del Fauno steunt ook Cría Cuervos op de acteerprestatie van een jong meisje, en die is behoorlijk adembenemend. Toegegeven, in de conversaties met haar seniele oma, waarbij het adagium ‘acteren is reageren’ wat te lijden heeft onder de minimale reacties van de bejaarde vrouw, voel je haar gebrek aan ervaring in ietwat houterig geuite zinnen. Dat neemt echter niet weg dat Ana Torrent over een dosis charisma beschikt die voor een negenjarig meisje als behoorlijk fenomenaal te klasseren valt. Haar onschuldige, onbevangen uiterlijk – die ogen! – onderstreept bovendien op uiterst efficiënte wijze de tegenstelling tussen wat haar jeugd zou moeten zijn en wat ze in werkelijkheid is. De tedere momenten met haar moeder behoren dan ook tot de beste van de film, omdat ze de onuitgesproken miserie even verlichten, maar ook gewoon omdat de interactie met Geraldine Chaplin, die in haar rol als moeder veel sterker is dan in haar rol als de volwassen Ana, gewoon heel mooi is om naar te kijken.
‘Cría cuervos y te sacarán los ojos’ is een Spaans spreekwoord dat zoveel betekent als ‘Breng raven groot en ze zullen je ogen uitpikken’. Pikzwart is die metafoor, die een weinig hoopvolle toekomst inhoudt. En toch: na een hele zomer te hebben doorgebracht in het huis van hun vader – een enkel uitstapje naar het platteland niet te na gesproken – mogen de kinderen in september eindelijk naar school, en het is moeilijk om de wandeling van de kinderen in de bruisende stad niet als een spatje licht aan het einde van de tunnel te zien. Het maakt van Cría Cuervos alleen maar een nog mooiere film.