Even diep inademen. Hier gaan we: Bloc Party, Vampire Weekend, Foals, Editors, Arcade Fire, Bon Iver, Muse, Kings Of Leon, U2. Het is een greep uit de associaties die The Maccabees met dit derde album oproepen. Het is van willens en moetens voor hen op deze derde plaat, maar die broodnodige eigen smoel krijgen ze er bepaald niet mee.
De vorige twee platen duwden The Maccabees in de wachtkamer van de Grote Doorbraak. En met een derde album van datzelfde relatief brave allooi hadden ze daar nog even kunnen zitten. Zo’n typische voorprogrammaband waar u enkele songs graag in meegaat, maar de merchandise of Google achteraf opzoeken is te veel van het goede. Zo’n typische indieband die klanken van de grote voorbeelden met wisselvallig succes in eigen songs giet. Veelal onthaald op een "best ok" — een irritante dooddoener die voor een ambitieuze band als The Maccabees werkt als een rode lap op een stier.
Geen wonder dus dat op Given To The Wild die ambities vertaald worden naar een weidser en Groter Geluid dat de deur naar de Grote Doorbraak moet openen zoals het dat voor de Grote Voorbeelden (de eerste zes uit het lijstje bovenaan) heeft gedaan. Synths overgieten de hele zwik al eens met een meer etherisch sausje en schrapen op de bodem van de jaren 80, die de laatste jaren al best wel voldoende geplunderd zijn. De betrachting om uit de schaduw in de stadionlichten te stappen, steekt de kwaliteit van het songmateriaal langs rechts voorbij. Muzikaal zetten The Maccabees inderdaad een ferme stap voorwaarts, maar toch laat Given To The Wild horen dat ze dat niet kunnen vertalen naar songs die aan de ribben blijven kleven. De aanstekelijkheid van "No Kind Words" van voorganger "Wall Of Arms" is daardoor ver te zoeken. Alleen de hoekige single "Pelicans" en ook "Child" (door de blazers) zijn nog het perfecte glijmiddel tussen de oudere en nieuwe Maccabees.
Zelfs na een tiental luisterbeurten ligt het aantal nummers die plots belletje trek kunnen doen in uw hoofd voorts schrikwekkend laag. Veel te vaak bouwen de songs immers op naar wat Editors de "pay-off" noemt, een ontlading of "climax". Maar om afdoende te werken, zoals bij Editors, moet zo’n nummer u naar het puntje van uw stoel doen schuifelen. En net dat is amper het geval. In het door een Muse-gitaartje opgeruide "Unknown" klopt alles wel, wanneer een even gloomy als nerveus onbehagen laag per laag wordt opgebouwd tot een vrouwenstem de ontlading totaal maakt. Het kan dus toch. Ook een zekerheid op de iPod voor een flink eind in 2011: "Forever I’ve Known" die eenzelfde soort spanning ook stevig en hoekig weet in te lossen. Twee songs die in de vroege namiddag de rijen voor een main stage of in de festivaltent zullen doen aandikken.
Voorts bewijzen The Maccabees betere muzikanten dan songschrijvers te zijn. In "Heave" en "Feel The Follow" vergeet de band bijvoorbeeld de eerste twee minuten boeiend te houden. In "Glimmer" en "Go" vergeten ze dat echter de volle vier minuten. "Went Away" schurkt gevaarlijk dicht tegen de recentste Kings Of Leon aan, maar geeft in het geval van die band even muziekles — al kunnen ze tegenwoordig samen voor de schrijfcursus inschrijven. Ook in "Go" trekt The Maccabees vooral middels Win Butler-imitator Orlando Weeks dan weer veel te hard de vergelijkingen met Arcade Fire door die de vorige plaat al overschaduwden. Weeks geeft echter ook aan de laatste tijd naar Bon Iver geluisterd te hebben, te horen aan hoe hij slotnummer "Grew Up At Midnight" inzet.
Voor een ambitieuze band als The Maccabees is Given To The Wild typisch zo’n plaat die hen door het plafond moet doen gaan, maar waarop ze vooral tegen het glazen plafond van hun eigen kunnen botsen. Doet deze plaat niet wat verhoopt wordt, dan volgt de teleurstelling en de terugtocht middels een paar anonieme platen, de band niet meer dan een voetnoot in plaats van een voetafdruk achterlatend. In het geval van The Maccabees vrezen we ervoor, al mogen ze ons in de festivalzomer altijd komen tegenspreken.