Als er een band is die in het heavy muziekwereldje als buitengewoon begaafd bestempeld kan worden, is het Mastodon wel. Leviathan, Blood Mountain en Crack The Skye waren stuk voor stuk moderne meesterwerkjes. En ons geluk kan niet op, want ook The Hunter is een klassieker in wording.
Nochtans klinkt de robuuste albumopener (“Black Tongue”) als een terugkeer naar de onvervalste, drumgedreven Mastodon-sludge ten tijde van Leviathan en Blood Mountain. Terwijl een riff-o-mania uitbreekt, schreeuwt Troy Sanders zich schor en krijgen we het verbijsterende roffelwerk van drummer-octopus Brann Dailor op ons hoofd. Ook het super heavy “Blasteroid” en het thrashy “Spectrelight” (met Neurosis’ Scott Kelly op gastvocalen) zijn even woest, chaotisch en in-your-face als de oude Mastodon; moddervette songs die de luisteraar in bloeddorstige orks transformeren. Is The Hunter dan een stap terug in vergelijking met zijn progressieve opus Crack The Skye? Helemaal niet, er is meer te horen dan alleen nostalgische tripjes.
Nog geen minuut na de beukende opener ligt het er al vingerdik op dat de Georgiaanse band opnieuw andere wegen inslaat. In het extreem catchy “Curl Of The Burl” passeren zowel Ozzy Osbourne (let op de bedwelmende vocalen van gitarist Brent Hinds), Kyuss (zware Southern riffs, check) als Alice In chains (aanstekelijk refrein, check). Andere koek dan we gewend zijn, maar een epische solo en een woest uithalende Dailor houden het Mastodon-gehalte hoog. Het licht psychedelische “Dry Bone Valley” klinkt alsof de geniale gekken te veel crack gerookt hebben, toch blijft dit ook een makkelijk slikbaar nummer.
Steeds toegankelijker worden maar technisch vernuftig blijven: dát is de rode draad doorheen het oeuvre van Mastodon. Crack The Skye klonk toegankelijker en vooral rustiger dan zijn voorganger, hoewel de progressieve sound complex kon overkomen. De boze metalband in Mastodon ligt dus al een tijdje achter ons. Daar zaten de rock-‘n-rollexcessen en persoonlijke beslommeringen van de bandleden ook voor iets tussen. Anno 2011 lijkt de band echt gemoedsrust gevonden te hebben, dat is te merken aan de oprechte, poppy en (opnieuw) psychedelische sound. Luister maar eens naar “The Hunter” en “The Sparrow”: dit is geen ziedende moshmetal meer, maar bijna laidback rock.
Ook tekstueel gaat het er luchtiger aan toe: geen absurde of duistere teksten meer. De songteksten van “Stargasm” zijn even zweverig als de muziek. Wat dacht u van een verhaaltje over ruimteseks met stripbabe Barbarella? Maar Mastodon raakt ook de gevoelige snaar. “The Hunter” is een ode aan Hinds’ broer die stierf tijdens een jachtongeval. “The Sparrow” werd geïnspireerd door de begrafenis van een naaste van de band. “Pursue happiness with diligence”, luidt de opmerkelijkste zin. Toeval of niet, maar het lijkt wel het mantra van Mastodon.
Jawel, we durven zelfs spreken van een bij momenten euforisch getint album. Het beste voorbeeld is de psychedelische kraker “Creature Lives”. De intro is pure Floyd en mondt uit in heerlijk scheurende anthemische rock à la Trail Of Dead. Zelfs Queen schuilt in het orkestrale nummer. En het is vooral drummer Brann Dailor die een vocale glansprestatie neerzet. Zo nodig nóg psychedelischer is “Bedazzled Fingernails” dat verdomd Cynic-achtig is. Muzikale XTC, heet dat dan. Hetzelfde geldt voor “Stargasm”, “Octopus Has No Friends” en “All The Heavy Lifting”: opvallend keygedreven maar o zo catchy nummers. En ja hoor, het blijven mastodonten van nummers.
De ruwe bolsters van Mastodon zien er gevaarlijk uit; hun muziek is tegenwoordig gevaarlijk catchy. Wordt het dan voor de rabiate Mastodon-fan net iets te gemakkelijk? Het antwoord is volmondig neen. De band blijft grossieren in briljante songschrijverij. De sky is the limit voor Mastodon wat creativiteit betreft. Nu kunnen we alleen maar hopen ze ergens in 2011, bij voorkeur in een zaal, te mogen bewonderen.