
Samadahi Sound, 2009
Thom Yorke en Jeroen Brouwers hebben iets met Japan. En ik heb iets
met Thom Yorke en Jeroen Brouwers. En met David Sylvian. Na het
beluisteren van ‘Manafon’ zelfs nog net iets meer. En tegelijk net
iets minder, want we kunnen ons niet voorstellen ‘Manafon’ elke
week op te zetten. ‘Manafon’ is namelijk zo’n album dat je ziel en
lijf compleet leegzuigt. Daarin staat het niet alleen in het werk
van David Sylvian. Ook het genre waarin het gemaakt is – strikt
minimalistisch – is maar een van de vele stijlen waarin Sylvian
zich in de loop der jaren in bekwaamd heeft, zoals jazz,
avant-garde, ambient en progrock.
Op ‘Manafon’ is een allegaartje aan instrumenten aanwezig – zowat
alles dat geen drum is, zit erbij – maar al die instrumenten horen
we vooral niét. Af en toe eens een riedeltje gitaar op de
achtergrond, obligaat maar raak zoals in ‘The Rabbit Skinner’, maar
veelal verloren in het ijzige niks, enkel voortgedreven door
Sylvians jeremiërende stem. En dan nog blinkt ’s mans prominent
aanwezige stemgeluid vooral uit in afwezigheid. Zo snijdt het van
alle overbodigheden ontdane ‘Small Metal Gods’ – een mens zou wat
anders verwachten – meteen diep door je zielenslaap, al gebeurt er
eigenlijk volstrekt niks, op Sylvian na die de tekst bijna in
parlandostijl voordraagt.
Vaak hoeft het ook niet meer te zijn dan dat. ‘Random Acts of
Senseless Violence’ is een dystopie, waarbij we de godvergeten
geluiden die eruit voortspruiten zo in Metropolis kunnen plaatsen.
Tel daar bij op dat Sylvian je strot met zijn lage bas volledig
dichtknijpt en dat de slechts achteloos aanwezige gitaar je in ware
Max von Sudowstijl de dood in gidst, en je weet dat je een kostbaar
kleinood in handen hebt.
Een van onze absolute favorieten is ‘Emily Dickinson’ (voor wie
haar niet kent: het had evengoed Joni Mitchell kunnen heten), dat
nog het best omschreven kan worden als ‘sax met klopgeesten’. Maar
dan wel een sax die erg fijn gebruikt wordt en die voor het eerst
en tevens bijna voor het laatst voor afwisseling en verstoring
zorgt in het domper gestemde ‘Manafon’. Verder tekenden we enkel op
het afsluitende titelnummer nog een dergelijk zomers geluid op –
nou ja, zomers in deze context dan toch. Sylvian had zich vast
thuis gevoeld bij grote romantici zoals Coleridge en
Wordsworth.
Ook erg goed bevonden werd ‘The Greatest Living Englishman’. Wie
een ode aan deze of gene veldmaarschalk verwachtte, mag van een
kale reis terugkomend rechtsomkeert maken. Sylvian doceert immers
elf lange minuten over miskenning, en als hij het woord
‘Melancholy’ orakelt voel je de moed ook letterlijk in je schoenen
zinken. Het nummer duurt misschien iets te lang en verliest zijn
spanningsboog wat te veel in overbodige rariteiten als lichte
scratch en bliep, maar een kniesoor die daar om klaagt.
Rest ons nog te zeggen dat ook ‘Snow White In Appalachia’ weliswaar
meer van hetzelfde is, maar eveneens op erg hoog niveau koerst en
met iets meer aankleding verzorgd is. Het opent met een noiseintro,
als was het hier Sonic Youth, en klinkt totaal uit de toon
geplaatst maar er tegelijkertijd toch net weer in vallend.
We hebben er echter alle begrip voor als u dit album na zes minuten
terug naar afzender zou sturen. ‘Manafon’ is een moeilijke plaat,
waarmee we niet doelen op een vereiste dosis muzikale
intelligentie, maar veeleer op zin en tijd om er in te investeren.
Als u ons vraagt of wij daartoe bereid zijn dan antwoorden wij met
een krachtig ja. Vier sterren, niks te veel.