Stel dat morgen een bende extreem rapaille plots de macht grijpt,
de ons zo dierbare popmuziek uitroept tot ontaarde kunst en deprijs
van de cd’s vertienvoudigt, dan nog zullen er artiesten blijven van
wie we blindelings elke nieuwe plaat blijven kopen. David Sylvian,
intussen bijna twintig jaar lang een huisfavoriet in de familie
Niementhaler (ik ben dan ook een vintage ouwe zak), is er
één van. Om de gloriedagen van zijn band Japan mee te maken, waren
we nog net iets te jong, maar sinds zijn solodebuut ‘Brilliant
Trees’ uit 1984 zorgden we er voor steeds wat van onze spaarcentjes
opzij te leggen voor het geval er plots een nieuwe elpee zou
verschijnen.
Sylvian heeft, zacht uitgedrukt, een grillige en onvoorspelbare weg
afgelegd sinds de eerste Japan-plaat in 1978. Glamrock-on-speed,
new romantics, gestileerde pop met oosterse invloeden, ambient,
filmische sfeermuziek, … Het waren allemaal etappes,
tussenstations, die in 2003 leidden tot het onaards mooie en unieke
werkstuk Blemish. Het was de
eerste plaat die werd uitgebracht op Samadhisound, het label dat
Sylvian samen met zijn broer Steve Jansen (eveneens ex-Japan) uit
de grond stampte. ‘Blemish’ was een weinig toegankelijke, maar erg
sfeervolle plaat, waaraan fijne lui meewerkten als gitarist Derek
Bailey en Christian Fennesz. (Zij
waren overigens niet de eerste opmerkelijke gasten met wie Sylvian
samenwerkte; in het verleden deelde hij geregeld de studio met
Robert Fripp, Holger Czukay, Jon Hassell, Marc Ribot, Bill Frisell
en natuurlijk Ryuichi Sakamoto.)
Anderhalf jaar na de release van ‘Blemish’ verschijnt ‘The Only
Daughter – The Blemish Remixes’. Voor wie de schrik nu al om het
hart slaat: nee, het is niet dà t soort van remix-album. Ook wij
vreesden er aanvankelijk voor dat de hermetische, etherische songs
van ‘Blemish’ volgens het procédé van tv-programma ‘Witte Raven’
zouden omgeturnd worden tot ware floor fillers. Het woord
‘remixes’ is dan ook erg misleidend, in feite zijn het herwerkingen
van acht van de negen songs van de originele plaat. (Alleen ‘She Is
Not’ is er niet bij.)
Sylvian nodigde voor deze plaat acht mensen uit. Zij puurden uit de
originele versies nauwelijks meer dan Sylvians zangpartijen en
bouwden daar dan geheel nieuwe songs rond. Dit leidt negen keer tot
een prachtig, verbluffend resultaat. De bekendste gast is
waarschijnlijk de Duitser Burnt Friedman, die samen met
klarinettist Hayden Chisholm twee songs mag herwerken: ‘Blemish’ en
‘Late Night Shopping’. Friedman en Chisholm kwijten zich
voorbeeldig van hun taak: ze roepen zowel herinneringen op aan het
vroegere solowerk van Sylvian, als aan het betere werk dat
verschijnt op het Berlijnse ~scape-label. Toch zijn het niet deze
bijdragen die het langst blijven nazinderen. Indrukwekkend zijn de
twee remixes van ‘The Only Daughter’, totaal verschillend qua sfeer
en interpretatie, maar zonder onderscheid allebei onaards mooi.
Ryoji Ikeda mag met zijn versie de plaat openen en laat het door
zijn onvervalst Sakamoto-achtig pianospel, de aanwezigheid van een
hoorn en strijkers klinken als een outtake van ‘Gone to
Earth’ uit ’86. Ook bij de bewerking door Jan Bang en Erik Honoré
lijkt het of we worden teruggeflitst in de tijd, dankzij de
trompetpartij van de Noor Nils Petter Molvær, iemand van wie we ons
altijd al hebben afgevraagd wanneer hij ooit eens zou meespelen op
een Sylvian-plaat.
Een andere song die twee nieuwe kleedjes krijgt aangemeten is
‘Blemish’. De interpretatie van Akira Rabelais staat dichter bij
het origineel dan die van Friedman; het lijkt er hier vooral op dat
Rabelais vooral de leemtes wilde opvullen met wat
elektronicageluiden en synthesizerkarpetjes. Even indrukwekkend
zijn de ‘nieuwe’ namen op deze plaat: Sweet Billie Pilgrim brengt
net als Friedman een klarinettist mee en laat de zon opkomen in het
beklijvende ‘The Heart Knows Better’, Readymate FC herschikt ‘A
Fire in the Forest’ en laat de song aansluiting vinden bij de
hedendaagse elektronica, terwijl ook Yoshihiro Hanno’s ‘The Good
Son’ de perfecte balans vindt tussen respect voor de moederversie
en creativiteit. Maar als we één bijdrage als onze favoriet mogen
bestempelen, dan is dat ongetwijfeld die van Tatsuhiko Asano, die
erin slaagt van ‘How Little We Need to be Happy’ een opgewekt
klinkende folktronics track te maken.
Voor zover we weten, staat er voorlopig geen nieuwe plaat met
nieuwe composities op stapel. Wanneer Sylvian evenwel het plan
opvat nog eens de studio in te duiken voor de opvolger van
‘Blemish’, dan hopen we dat hij ook een paar mensen uitnodigt die
zijn songs op deze ‘remix’-plaat naar een (nog) hoger niveau hebben
getild. We willen de brave man natuurlijk nergens van verdenken,
maar wie weet heeft hij dit ‘The Only Daughter’-project voor
zichzelf wel opgevat als één grote auditie. Wat mij betreft zijn
alle kandidaten dan ook met verve geslaagd: ze zijn erg vertrouwd
met het oude Sylvian-werk, maar blijken ook aan te voelen waar de
meester in de toekomst naartoe wil.