Wellicht doet de naam Morten Qvenild niet meteen een belletje rinkelen. Nochtans is de kans dat ‘s mans muzikale roerselen uw oorschelpen al hebben gestreeld vrij groot. Qvenild is immers het eenmansorkest van Susanna & The Magical Orchestra en heeft ook nog onder meer bij Jaga Jazzist gespeeld. Maar daar stopt het niet, want de man is ook nog eens de leider van een kleine jazzband, In The Country.
In die groep maakt onze Noorse vriend al drie albums lang samen met percussionist Pål Hausken en contrabassist Roger Arntzen het mooie weer op zijn piano en keyboards. Hoewel, mooi weer zouden we het eigenlijk best niet noemen, want erg veel zonnige klanken horen we niet op hun derde langspeler Whiteout. Wat In The Country brengt is in dat opzicht typisch ‘Scandinavisch’, want de muziek is donker en ingetogen, herinnerend aan een winters sneeuwlandschap ergens in de Noorse bergen.
Qua klankkleur is de muziek dus veeleer verwant aan Susanna & The Magical Orchestra, want de muziek is ook hier overwegend gecentreerd rond de melancholische pianoklanken van Qvenild. De Jaga Jazzist invloed horen we minder, maar is toch hier en daar aanwezig. Voornamelijk in “Ursa Major” horen we dat typisch ritme- en melodiegevoel dat we kennen van Jaga. Er wordt zelfs een vibrafoon bijgehaald zodat het herkenningsgevoel bijna compleet is. Toch weet ook deze track niet te ontkomen aan de moeilijkheden die ook de rest van het album teisteren, want het nummer is net wat te lang en had gerust enkele minuten kunnen ingekort worden zonder ook maar iets aan schoonheid te verliezen.
In de andere tracks zouden drastischer inkortingen nodig zijn om het album verteerbaar te maken. Zo zou de ijle opener “From The Shore” veel effectiever zijn moest het maar twee of drie minuten lang zijn in plaats van de volle vijf. En dat geldt voor zowat het hele album. “Dead Water” zouden wij bijvoorbeeld zelfs volledig schrappen. Het is geen onverdienstelijke compositie, maar voegt maar weinig toe aan het album aangezien de bouwstenen ervan bijna identiek zijn aan die van “Kungen” en “Doves Dance”.
De minst onnodig uitgerokken compositie op de plaat is afsluiter “Mother”, waarin zelfs gezongen wordt. Het nummer begint erg ingetogen met zachte piano en zang waar we een lichte Talk Talk-invloed in bespeuren. Daarna wordt nog opgebouwd naar een climax met Pink Floyd-achtige synths in de hoofdrol. Een erg mooi nummer waarin plots alles lijkt te kloppen en een perfecte afsluiter voor het album, maar alsof Whiteout dan nog niet lang genoeg geduurd heeft, plakken ze er nog een hidden track achter — en dan nog wel een die behoorlijk forgettable is.
En dat is feitelijk allemaal bijzonder spijtig, want net door zijn composities te lang uit te spinnen en te veel te steunen op herhaling en sfeer zorgt In The Country ervoor dat sommige van de nummers tot niet veel meer dan achtergrondmuziek verworden. Allemaal zeer mooi, dat wel, maar onze aandacht drijft er niet zelden volledig bij af.
Whiteout had een pracht van een album kunnen zijn, maar duurt een goeie twintig minuten te lang. Mochten de muzikanten iets meer geknipt hebben in hun composities en er even bij stil gestaan hebben dat veel jazzklassiekers minder dan vijftig minuten speelduur beslaan, hadden ze misschien zelf een bescheiden klassieker op hun palmares mogen schrijven.