Nadat Jason Molina op zes jaar tijd een slordige acht platen uitgebracht had onder de naam Songs: Ohia, kwam er een eerste soloplaat onder zijn eigen naam, alvorens een jaar later onder een andere bandnaam, Magnolia Electric Co, verder te gaan.
Naar het hoe en waarom van deze naamswissels heeft iedereen het raden, al is een lichte muzikale koerswijzing tussen beide bands zeker en vast op te merken, waarbij Molina tegenwoordig de spaarzaam ingevulde songs voor de soloplaten onder eigen naam houdt terwijl het met Magnolia Electric Co allemaal wat voller en luider mag klinken.
In 2006 viel te lezen dat Molina niet minder dan zes albums opgenomen had waarvan er twee datzelfde jaar nog zouden verschijnen en de andere vier een jaar later. De eerste van de twee platen, Let Me Go, Let Me Go, Let Me Go, werd een soloplaat van Molina, waarna hij samen met zijn band het album Fading Trails uitbracht. In 2007 verschenen de volgende vier albums, netjes gebundeld in de box Sojouner.
En daarna werd het opeens stil rond Molina. De man die anders elk jaar minimum één plaat uitbracht, liet niets meer van zich horen. Tot er opeens geruchten opdoken dat hij opnieuw twee platen opgenomen had, de eerste daarvan, Josephine, is er opnieuw eentje onder de naam Magnolia Electric Co. Wie Fading Trails en/of What Comes After The Blues in de kast staan heeft, weet dat hij zich opnieuw aan een eigenzinnige versie van melancholische countryrock mag verwachten waarbij Neil Young en zijn Crazy Horse nooit ver weg zijn.
“O! Grace” biedt weinig verrassingen dus, maar vanaf de eerste pianoaanslag zit alles wel meteen juist. Molina is verrassend goed bij stem terwijl een uitstekend geplaatste trompet net vóór de tweede minuut voor een extra melancholische toets mag zorgen. Diezelfde piano schittert ook in de fifties-hommage “The Rock Of Ages” die met een brok in de keel koppeltjes uitnodigt om samen hun pijn weg te dansen. De titeltrack start daarna vals hard maar ruimt snel baan voor een klassiek Magnolia Electric Cogeluid.
De prominente rol die de piano in deze eerste nummers mag spelen, is overigens niet tekenend voor het album want pas op “Song For Willie” treedt ze samen met de trompet opnieuw op de voorgrond, waarna het wachten is op “Shiloh” voor een laatste schittering. Maar zoals ook de vorige platen al duidelijk maakten, hangt Molina niet van één specifiek instrument af om zijn zielenpijn te verwoorden. Bij “Shenandoah” is het bijvoorbeeld een slidegitaar die door de ziel snijdt, terwijl “Whip-Poor-Will” het grotendeels akoestisch houdt.
Een enkele keer mag het allemaal zelfs wat harder klinken, zoals in het uitstekende “The Handing Down”, al durft hij wel ook met de grens van het toelaatbare/luisterbare te flirten, zoals het tranerige “Little Sad Eyes” aantoont. Maar Molina schittert toch vooral in de slepende countryrockers genre “Hope Dies Last”, dat net als het gros van de nummers (“An Arrow In The Gale”, “Heartbreak At Ten Paces”, “Knoxville Girl”) netjes de sfeer van de vorige platen volgt.
Ondanks de drie jaren die tussen Fading Trails en Josephine liggen, is er geen relevant verschil in geluid of aanpak te horen. Wie Molina volgde na zijn overstap van Songs: Ohia naar Magnolia Electric Co weet dus waaraan zich te verwachten. Josephine biedt misschien geen verrassingen maar het type melancholische country-rock waar Molina een patent op heeft, blijft vooralsnog een te koesteren kleinood.