“Ik heb altijd al een neiging gehad om regels te breken,” horen
we Philippe Petit zeggen in ‘Man on Wire’. “Je moet rebelleren in
je leven.” Dat is een uitspraak waar maar al te veel mensen het mee
eens zouden zijn, maar niet veel van hen hebben die rebellie ooit
toegepast zoals hij. Op 7 augustus 1974 wist Petit, samen met een
bende medeplichtigen uit Frankrijk, Amerika en zelfs Australië, een
touw te spannen tussen de twee torens van het WTC, en er overheen
te lopen. Of nee, beter dan dat. Hij stak niet zomaar over tussen
de torens: hij ging zelfs acht keer over en weer, ging op een
bepaald moment op z’n rug liggen en maakte een knieval voor de
politieagenten die hem aan weerszijden stonden op te wachten. De
volgende dag stond hij – uiteraard – op de voorpagina van zowat
alle kranten ter wereld: een Franse lefgozer die een
levensgevaarlijke stunt had uitgehaald en, hoofdzakelijk omdat hij
het overleefd had, meteen tot een held werd gebombardeerd.
‘Man on Wire’, geregisseerd door James Marsh, vertelt het
verhaal van Petit grotendeels in zijn eigen woorden. De levendige,
continu heftig gesticulerende Fransman vertelt hoe hij op jonge
leeftijd aan de slag ging als straatartiest in Parijs, met onder
andere een balanceeract. “Ik zat bij de tandarts toen ik in een
tijdschrift een artikel zag over twee nieuwe torens die ze gingen
bouwen in New York,” vertelt hij in zijn ‘Allo, ‘Allo’-Engels. “En
meteen wist ik dat dit het doel was van mijn leven: over een touw
tussen de twee gebouwen lopen, ook al stonden ze dan nog niet
overeind.” Dat is een wel heel erg romantische weergave van de
feiten, maar Petits begeestering valt in ieder geval niet te
ontkennen. Bij wijze van voorbereiding haalde Petit al een
gelijkaardige stunt uit in Parijs, waar hij tussen de torens van de
Norte Dame liep, en in Sydney, waar hij de Harbour Bridge overstak.
Maar de Twin Towers bleven altijd het uiteindelijke doel. Hij wist
dat hij de autoriteiten nooit zo ver zou krijgen om hem toestemming
te geven, en dus ontwikkelde hij, samen met zijn medeplichtigen,
een uitgebreid plan om zowel zijn team als al het nodige materiaal
naar de daken te krijgen.
Marsh construeert dat hele verhaal als een soort waargebeurde
caper movie – de geest van ‘The Italian Job’ en ‘Ocean’s
11’ is nooit veraf, met de ene onwaarschijnlijke anekdote na de
andere. Oorspronkelijk was het bijvoorbeeld de bedoeling om de lift
te nemen tot de 82ste verdieping en daarna het
gereedschap nog eens 20 verdiepingen langs de trap omhoog te
zeulen. Maar een nonchalante werknemer van het WTC vroeg hen
simpelweg waar ze moesten zijn en zonder hen verdere vragen te
stellen, voerde hij hen naar de 102de verdieping, no
questions asked. Eens ze daar waren, werden Petit en zijn
helpers bijna betrapt door een beveiligingsagent, zodat ze zich
enkele uren lang moesten verstoppen onder een zeil. En toen die
eindelijk weg was, bleek er plots nog een andere nachtwaker
aanwezig te zijn, die in slaap was gevallen achter zijn bureau –
een mens vraagt zich af hoe lang die nachtwaker nog een job had na
de stunt die er de volgende ochtend plaatsvond.
‘Man on Wire’ profileert zich als een typisch Amerikaanse film
in de zin dat de wandeling tussen de twee torens gelijkgesteld
wordt aan het achterna zitten van je dromen. De impliciete
boodschap is dat het een soort van goedaardige waanzin vereist om
écht achter je dromen aan te gaan, zonder dat je je laat
tegenhouden door banale overwegingen zoals de legaliteit van wat je
doet of – waarom ook niet? – de mogelijkheid dat je zo’n 400 meter
naar beneden stort. De vrolijke roekeloosheid van wat Petit
presteerde op die vroege ochtend in augustus, enkel omdat hij het
gevoel had dat hij dit moést doen, ongeacht de gevolgen, appeleert
duidelijk aan een fundamenteel Amerikaanse “yes we
can”-mentaliteit.
Het boeiendste aspect van ‘Man on Wire’ zijn echter twee
onderwerpen die zo goed als niet aan bod komen. Het eerste is het
meest voor de hand liggende: 9/11. Er wordt in alle talen gezwegen
over het uiteindelijke lot van de torens, wat waarschijnlijk ook
maar verstandig is. Tenslotte is dat een ander verhaal, hoewel het
besef dat het WTC er niet meer is automatisch van begin tot einde
meespeelt.
Een tweede onuitgesproken, maar toch duidelijk aanwezig aspect,
is het ego van Philippe Petit zelf. De hele film lang is het
duidelijk dat dit iemand is die zichzelf gewéldig vindt. Hij
vertelt over zichzelf als over één van zijn grootste idolen –
iemand die niet leeft volgens de regels van de gewone samenleving
en daar trots op is. Hij is verliefd op zijn eigen vermogens en op
zijn eigen ego. Aan het einde van de film wordt dat erg duidelijk:
Petit wordt een celebrity for a day na zijn stunt, en
maakt meteen van de gelegenheid gebruik om met een wildvreemde
Amerikaanse in bed te duiken, hoewel zijn Franse vriendin ook in
New York was en op hem wachtte. “Er ging iets kapot,” merken
verschillende van zijn vrienden op. Het wordt nét niet expliciet
gezegd, maar als kijker voel je wel aan dat de Philippe Petit die
na zijn wandeling de armen van de politie in liep, niet meer
dezelfde was als degene die aan zijn levensgevaarlijke act begon.
Ergens ging er iets kapot – de relatie met zijn vriendin ging
verloren, en ook de vriendschappen onder het team dat hem op het
WTC had gekregen, verwaterden. Helemaal onlogisch is dat niet – om
iets dergelijks te doen (het werd de “artistieke misdaad van de
eeuw” genoemd) heb je immers, buiten een totaal gebrek aan
hoogtevrees, ook een gigantisch ego nodig, anders begin je er niet
aan.
Als film is ‘Man on Wire’ bijzonder strak in elkaar gestoken,
met een efficiënte mengeling van interviews, archiefbeelden en
reconstructies. Het zijn vooral die reconstructies (vaak in
zwart-wit gefilmd om een air van authenticiteit aan de prent te
geven) die bijdragen aan de spanning ervan en bijna het gevoel van
een echte thriller geven. Het team van Petit voert een uitgebreide
stakeout uit op het gebouw, er worden pasjes vervalst om
binnen te mogen, materiaal wordt stiekem op en neer gedragen en om
de kabel van de ene toren naar de andere te krijgen, wordt er
zowaar zelfs een pijl afgeschoten – een detail dat herinneringen
oproept aan afleveringen van ‘MacGyver’. James Marsh slaagt er
zelfs in om ons eventjes te doen vergeten dat we naar een
documentaire kijken waarvan de afloop op voorhand al bekend is, en
de angst van het moment helemaal tot leven te wekken. “Ik moest
mijn gewicht verzetten van de veiligheid van het gebouw naar de
onstabiliteit van de draad. En toen ik halverwege was, voelde ik me
plotseling veilig en kon ik aan mijn act beginnen. Achteraf
vertelden ze me dat ik 45 minuten in de lucht was geweest, maar ik
besefte het zelf niet.”
‘Man on Wire’ biedt een fascinerend portret van een weergaloze
egotripper die het onmogelijke realiseerde. Hij liet gebroken
vriendschappen achter zich en bedroog zijn lief, maar toen hij daar
400 meter in de lucht rondliep, was hij onaantastbaar.