Haa, Gojira. Als we ons Dour 2006 vandaag de dag nog herinneren, dan komt dat door de verpletterende doortocht van dat ene Franse groepje, die illustere zomer. Ondertussen zijn we drie jaar verder, maar de herinnering blijft als een goedaardig litteken in ons hart gegrift.
Ze waren reeds grands en France en nu was het dus tijd voor de rest van de wereld. De band had al een jaartje het magnum opus From Mars To Sirius uit, een monster van een album dat al wat metal, progressief (denk Meshuggah), episch (denk ouwe Metallica) en experimenteel was aan elkaar reeg, met als ruggengraat een forse dosis Morbid Angel-chug. Het resultaat had veel weg van de Rainbow Warrior die op volle kracht de Styx afstoomt; een verfrissende hippiementaliteit ging er hand in hand met meedogenloos gitaargeweld. Bakken lof waren het logische gevolg. Het zwaarste werk moest toen echter nog komen: Mars zou een opvolger moeten krijgen, en dat onder de priemende blik van al wat ruig en hip was. Frontman Joe Duplantier herbronde nog even met de broertjes Cavalera in hun uitstekende Conspiracy, maar daarna werd het écht menens.
Dat was het verleden in een notendop. Vandaag is het nu, en het moment waarop The Way Of All Flesh voor de voeten van het verzamelde garnizoen sceptici gegooid wordt. En hoe gaat dat dan, als de voortekenen veelbelovend zijn, de verwachtingen hooggespannen staan en de hype ontketend om zich heen bijt: dan is enkel absolute perfectie nog goed genoeg.
Eerst en vooral: The Way Of All Flesh is, hoewel behoorlijk afwijkend van wat we gewoon waren (en verwachtten), absoluut geen slecht album. "Toxic Garbage Island" gaat met een rotvaart van start en is misschien nog het meest de Gojira we know and love. Ook thematisch is dit nummer de schakel tussen het nieuwe album en zijn voorganger: zowel de ecotrip van Mars als de dood, die nu op het voorplan geschoven wordt, zitten vervat in het beeld van het morbide plastieken zakje dat door de duistere oceanen zweeft (toegegeven: ook wij vonden het nogal een lullige vondst).
"The Art Of Dying" drijft dan weer op een polyritmisch voortjakkerende intro die lang uitgesponnen wordt, en vormt één van de hoogtepunten. Lamb Of God-zanger Randy Blythe wordt op zijn beurt bedankt voor het vele namedroppen met een plekje op "Adoration For None". Het is een samenwerking die wonderwel wérkt, met Blythes distinctieve brul die als geen ander het lompe riffwerk aanvult.
Dé track van het album is echter "Vacuity". Ongewoon voor Gojira vormt de mokerende ritmesectie de sobere essentie van een soort snelcursus in de boeddhistische filosofie. Een walrus van een nummer is het, dat zich plomp voortsleept en zich halverwege plots opricht om te dreigen met de blikkerende slagtanden, terwijl de zanglijn en de ritmegitaren in elkaar verstrengeld raken. Verdomd imponerend.
En toch, toch knaagt het: het groeiende besef dat dit album aan de vervelende kwaal van te veel filler en te weinig killer lijdt. Voor elk geniaal nummer is er immers een oervervelend. Zo blijft "All The Tears" drie en een halve minuut ter plaatse trappelen. Ook "Wolf Down The Earth" en evenzeer "Yama’s Messenger" zitten ermee: dat eentonige, slepende geluid dat af en toe opengebroken wordt met een nogal generische tempowissel, en uiteindelijk heel het album infecteert. Het levert uiteindelijk een bijwijlen bijzonder frustrerende luisterervaring op, waarbij je vooral zit te wachten op die ene glimp van genialiteit. Donderde het dynamische Mars met zijn zorgvuldig uitgekiende spanningsboog nog de halve melkweg bijeen, dan blijft het hier gewoon te vaak bij irritant herfstgedrup in uw grauwe achtertuintje. En iedereen weet welke invloed een namiddag van die ongein op het gemoed kan hebben.
Desondanks zou afsluiten met deze noot de fantastische tracks die The Way Of All Flesh biedt onrecht aandoen en, algemener, het fenomeen Gojira te weinig eer bewijzen. Zelfs een minder album van deze kerels klinkt zo adembenemend uniek dat zelfs een gematigd negatieve recensie een schande zou zijn. Nee, de moddervette Morbid Angel-riff is niet langer Gojira’s alfa en omega, maar laten we dat in deze inspirerende tijden als een bron van hoop zien. De band neemt zijn geluid naar andere oorden maar zal steeds grensverleggend blijven. The Way Of All Flesh levert, inclusief groeipijntjes, de geruststellende bevestiging.