Tien jaar lang al zijn de Portables de trotse belhamels van de Vlaamse postpop, en dat wordt door de groep gevierd met de langverwachte release van hun vijfde studioplaat, Topless Is More. Het enthousiasme wordt na enkele luisterbeurten echter gauw getemperd en de feesthoedjes gaan weer de kast in.
Het had heel wat voeten in de aarde eer de opvolger van Girls Beware in de winkels lag. De Portables' label, (K-RAA-K)³, was immers niet te vinden voor de nieuwe plaat, en de groep zocht zijn heil bij het Brusselse Still om de nieuwe aan de man te brengen. Eerlijk gezegd snappen we wel waarom (K-RAA-K)³ het album niet in zijn stal zag passen. Topless Is More is namelijk nog een pak conventioneler en poppier dan we reeds van Ghent’s finest gewoon waren, en de koerswijziging roept toch enkele serieuze vraagtekens op. Moeten we de Portables nu met bloemenkransen overladen of veeleer met pek en veren de stad uit jagen?
Er staan natuurlijk geen afschuwelijke of gehoorgangmartelende nummers op Topless Is More, maar toch kan ongeveer de helft van dit album gemakkelijkheidhalve onder de noemer “vulsel” geplaatst worden. Nummers als “Bulletbabe”, waarin een akoestisch niemendalletje halverwege via een technobruggetje omgebouwd wordt tot een would-be rocker, spelen met het gegeven van popmuziek zonder echt memorabel te zijn. Het korte “Autist Redding”, waarin foute trance-keyboardjes de plak zwaaien tot het nummer implodeert, is hiervan ook een schoolvoorbeeld; point taken. Wanneer de groep in “This Is A Song” de gitaren omgordt en het Pavement-gehalte danig de lucht in jaagt, valt het resultaat hooguit te bestempelen als generisch. Dit nummer mag dan wel leuk zijn, het voegt niets bijzonders toe aan het toch wel mooie oeuvre van de groep. Om nog maar te zwijgen van de circa 15 minuten met achtereenvolgens regenweer en gesnurk die achter “Triportit” geplakt werden; noem ons gerust droogstoppels, maar het nut ervan ontgaat ons volledig.
En dan zijn er nog de gemiste kansen. Het vrolijke, echoënde danspopriedeltje “Haut Gay”, dat de gemiddelde Stubru-luisteraar wel al eens door zijn radioboxen heeft horen waaien, is op zich ook best leuk, maar wordt op symfonische wijze gerekt tot maar liefst negen minuten; de lol is er dan al lang vanaf. Zelfs de geinige hidden track “The Indian Mahowhow”, een kort swingnummertje uit de oude doos, is geen excuus om de hele rit uit te zitten. Ook het trage, met seventies synth-klanken gevulde “Superdedubber” wordt negen volle minuten nergens naartoe gesleept, waardoor een potentiële monstersong vakkundig naar de haaien wordt geholpen.
Er zijn gelukkig ook nog een paar nummers die het middelmatige met gemak overstijgen en de plaat nog het beluisteren waard maken. Opener “Col Phillins” bijvoorbeeld, waarin er vanuit een hectische riff traag opgebouwd wordt tot een duizelingwekkende wall of sound waarvan Phil Spector gegarandeerd een hartaanval zou krijgen. Een betoverende tocht van start tot einde, wat ook gezegd mag worden van het lijzige “Plankier”, dat zijn onaardse schoonheid pas prijsgeeft na meerdere luisterbeurten. Ook het atmosferische “Vegetarian BBQ”, waarin nerveuze clicks and cuts, gitaargepingel en een dwingende baslijn de basis vormen, is een geweldig nummer dat langzaam opbouwt tot een ontladende climax. Het gezapige “In The Zoo, There's A Coo” is ook verplicht voer, al was het maar om te horen hoe de heren plots een filmische wervelwind van geluid opzetten en met volle kracht alles wegblazen. Akoestische afsluiter “Triportit” ten slotte blijft dankzij de door de vocoder gesleurde vocals zowaar interessant, en wordt zelfs hilarisch wanneer het nummer plots in een geüpdatete Frans chanson verandert, accordeon incluis.
Topless Is More is vooral een plaat geworden waarop het, op enkele uitzonderingen na, middelmaat troef is, met nummers die meestal wel leuk klinken maar om de een of andere reden niet blijven hangen. Misschien hadden ze het bij (K-RAA-K)³ dan toch bij het rechte eind.