Wanneer de doorsnee kunstenaar allerlei stijlen samen gooit en zo iets “nieuws” creëert, zegt men dat hij “eclectisch” is. Wanneer een muzikant het doet, lijkt hij vooral niet te weten waar hij mee bezig is of is hij in het slechtste geval een kazakkendraaier die bij iedereen goed wil doen.
De Australiër Matt Nicholson lijkt ook maar geen kant te kunnen kiezen. Getuige daarvan is The Secret Miracle Fountain, zijn derde plaat ondertussen, waarop hij nog maar eens meer stijlen bij elkaar gooit dan de gemiddelde recensent verzinnen kan. Het vraagt dan ook wat tijd voor duidelijk wordt hoe knap het album in elkaar zit, hoe veelzijdig Nicholson is en vooral hoezeer zijn verschillende gezichten eenzelfde neus voor fijne songs hebben. Op The Secret Miracle Fountain staat er voor elk wat wils.
Nicholson maakt het zijn luisteraars aanvankelijk nog gemakkelijk met het indietronica-achtige “Beloved, Lost To Begin With”, dat in het breed uitwaaierende psychedelische poppareltje “The Red Hook Interview” een mooi vervolg krijgt. Psychedelica, pop, shoegazer en indietronica lijken al snel de termen te zijn die het beste de lading dekken voor de hoofdmoot van de vaak uitgesponnen nummers. Want ook “The Wind Itself”, bijvoorbeeld, leent wat van al die verschillende genres om een fijn nummer te brouwen waar een prima gevoel voor melodie gekoppeld wordt aan “alternatief rockende” gitaren.
In “Hanalei (Alone With The Real Magic Dragon)” en “Unshaken (Positively Implacable)” speelt Nicholson nog wat meer met de genreconventies en last hij kleine soundscapes of mini-escapades in de song in om het geheel van wat extra weerhaakjes te voorzien, al blijft de essentie van de nummers ongelooflijk poppy. Zelfs “City River Rock”, dat spacefunkelementen incorporeert, kan niet verhullen dat dit een plaatje vol ear candy is, getuige de twee volgende psychedelische poppareltjes “Electric Outcome” en “Sinai (Freedom Doesn’t Care What I Do)”.
Maar het volstaat voor Nicholson niet om alleen dit veelzijdige aspect van het muzikale spectrum te bestrijken en dus worden her en der ook puurdere soundscapes geplaatst. “Thunder’s Freshwater Tears” incorporeert nog een beetje zang maar steunt toch vooral op lang uitgerekte klanken. In de andere nummers, nu eens van een “volwaardige” lengte (“Prayer In Tonal Forest”), dan weer een welhaast terloops interludium (“Mad Light Obviating Things (i)” en “Mad Light Obviating Things (ii)”)), heerst sfeer over melodie en klank over ritme.
In deze extra uitstapjes betoont Nicholson zich evenwel evenzeer een meester: zijn klanktapijten worden uit de fijnste geluiden geweven en willen net als de andere songs de luisteraar vooral behagen. “Prayer In Tonal Forest” bijvoorbeeld vertrekt vanuit ruisklanken en glitch maar klinkt nergens verontrustend, net zo min als “Shards”, dat het equivalent van een openbloeiende bloem vormt. Het hoogtepunt vormt evenwel het haast negen minuten durende “New Music For Bowed Animals” dat zijn structuur oneindig herhaalt en injecteert met kleine klankschakeringen.
Alle lof dus voor The Secret Miracle Fountain, en toch is het geen gemakkelijke plaat. Bij de eerste luisterbeurten enerveert Nicholsons eclecticisme namelijk meer dan het bekoort. Dat de man zich niet tot één stijl beperkt, roept wantrouwen op: het lijkt alsof Function een groep is die iedereen behagen wil. Maar Nicholson weet heel goed welke muzikale weg hij in wil slaan en toont zich een meester doorheen de hele plaat.
The Secret Miracle Fountain is een huzarenstukje geworden dat slechts moeizaam zijn geheimen en schoonheid prijsgeeft. De mix van verschillende stijlen, en vooral de “soundscape-interludia”, durven meer dan eens de vaart uit de plaat te halen. Het album in één ruk uit luisteren is dan ook te veel van het goede, maar met enig handige zelfassemblage vallen hier gemakkelijk twee tot zelfs drie fijne plaatjes uit te puren.