Jazeker, Yevgueni: Nederlandstalige pop uit Radio 1-regionen. Maar als in die regionen een prachtige plaat vol poppareltjes gemaakt wordt, dan spitst ook goddeau de oren. We raden u aan hetzelfde te doen.
Twee jaar geleden was Yevgueni nog een sympathiek en relatief onbekend kleinkunstgroepje dat ons graag mocht meevoeren naar melancholische oorden. Intussen wonnen ze de liedjeswedstrijd "Zo is er maar één" met een passioneel gebrachte versie van Louis Neefs’ klassieker "Laat ons een bloem" en deed zanger Klaas Delrue via Groen! een gooi naar een politieke carrière. Het zullen voor de beoogklepte medemens weer extra redenen zijn om met een wijde boog rond Aan de arbeid te lopen.
Maar de duidelijk door communistische grafiek geïnspireerde hoes verbergt een prachtige Nederlandstalige popplaat die nog een stap verder van de kleinkunst verwijderd is dan het debuut Kannibaal. Het is nog steeds geen vlammende rock-’n-roll, maar we moesten al luisterend meer dan eens aan Gorky (ja, toen het nog met een y in plaats van een i geschreven werd) denken: en daar wordt doorgaans met een iets minder grote boog omheen gewandeld.
Twee jaar later is Delrue ook weer wat verder verwijderd van de studententijd. De volwassenheid en het werkend leven zijn in de plaats gekomen van drinkgelagen en door geen wekker gestoorde nachten van verliefdheid en wereldverbeterij. Aan de arbeid dus.
Op dit nieuwe album komen enkele personages terug die we al op Kannibaal hoorden passeren. Delrue zelf: de romanticus die wat moeite heeft met het leven en troost zoekt in de armen van de nacht en zijn geliefde. De geliefde die niet altijd snapt waar al die chaos en het jongensachtige plannen smeden vandaan komen (en wat eraan te doen is). En Robbie: de nachtbraker die nu elke ochtend in de file staat, geteisterd door knagende heimwee.
De studententijd ontgroeid, zoeken ze hun weg in het werkende leven der volwassenen. Ook de wereld rondom hen is wat vijandiger: Marcel de zwerver vriest dood en de asielzoekers vluchten via Gibraltar naar onze gouden bergen. Hier en daar schemert zelfs een zweem van depressie en moedeloosheid in Yevgueni’s omgeving door.
Ook op muzikaal vlak is de groep geëvolueerd. Het stevigere livegeluid is doorgesijpeld op Aan de arbeid. Bovendien horen we duidelijk de invloed van Bruce Springsteen in "Robbie II", een flinke flard INXS in de intro van "Manzijn" en een veel gevarieerder en harmonischer geluid dan op Kannibaal.
Af en toe gaat het nog wat fout. De cover van Bonnie "Prince" Billy’s "I See a Darkness" is niet kaal genoeg om de intensiteit van het origineel te benaderen. Het feit dat Delrue in tegenstelling tot Oldham wellicht geen manisch-depressieve bard is, maakt de vergelijking natuurlijk al heel wat moeilijker. Het pleit zelfs voor Delrue dat hij deze undergroud klassieker helemaal naar zijn hand heeft durven zetten en dat hij het scheutje hoop aan het einde van de song extra in de verf zet ("my best unbeaten brother / this isn’t all I see" wordt: "en aanvaarden voor altijd / mijn ongeslagen broeder / dat de zon niet altijd schijnt"). Volgens sommigen wellicht heiligschennis, volgens ons een gedurfde en zeer verdienstelijke cover.
We zijn ook niet echt kapot van het Botsiaanse achtergrondkoortje in het refrein van "Marcel", maar verder kunnen we alleen maar blij zijn met de evolutie die Yevgueni heeft doorgemaakt. Devos, Meuris en Vanderlinden zouden van een volgend album moeten wakker liggen, in plaats van zich achter rock-’n-rollclichés te verschuilen.
Yevgueni maakt relatief brave, ietwat naïeve pop. Het soort pop dat in andere talen doorgaans veel populairder is. Zoals Delrue pas in een interview zei: in het Engels klinkt de grootste onzin al snel een stuk cooler. De op handen gedragen jongens van pakweg Coldplay of Snow Patrol zijn toevallig in die onzin-maskerende taal opgevoed, maar als we heel eerlijk zijn, zijn we veel meer gecharmeerd door de eerlijke teksten en fijne popmuziek van Yevgueni, net omdat het zo herkenbaar is. En voor de nodige porties agressie zoeken we ons heil wel elders.