Muziek en dans durfden als eens eerder hand in hand te gaan. De laatste jaren brachten onder andere Woven Hand (Blushmusic) en Bell Orchestre (Recording A Tape The Colour Of The Night) al muziek uit die geïnspireerd was door dans, maar theater? Dat lijkt toch iets nieuws.
Dawn "the faun" McCarthy brengt al enige jaren albums uit onder de naam Faun Fables, waarbij een hang naar het theatrale alvast een constante blijkt. Na het van ernst doordrongen Family Album is er nu het muzikale drama Transit Rider. Het conceptalbum rond een meisje dat op de trein in slaap valt en zo haar halte mist, startte in 2002 als een theaterstuk waarbij uiteraard het visuele sterk primeerde. In het kielzog van de albumrelease wordt het stuk hernomen.
Muzikaal is er echter weinig veranderd, de muziek wortelt nog steeds sterk in middeleeuws aandoende folk en blijft dan ook zwaar schatplichtig aan de voorvaderen die in de jaren zeventig al gelijkaardige muziek uitbrachten, zij het van een hogere kwaliteit. En net als bij de twee vorige albums (Mother Twilight en Family Album) speelt Nils Frykdahl (Sleepytime Gorilla Museum) opnieuw een prominente rol binnen Faun Fables zodat men veeleer van een duo dan van een solowerk kan spreken, ook al is het dan McCarthy’s creatie.
Op Transit Rider zijn vooral de covers opvallend omdat het niet eenvoudig is om deze binnen een concept een plaats te geven. Toch lukt dit wonderwel, niet in de eerste plaats omdat McCarthy ook voor andere dan louter sobere songs kiest, maar ook omdat zij nu eenmaal een herkenbare en soms te theatrale zangstem heeft die sowieso een stempel op de songs drukt. "I Like To Be", ("Je Voudrais", een cover van onze eigenste Soeur Sourire) vormt door de spaarzame inkleding en een teruggehouden zang een van de hoogtepunten van het album.
De Angelsaksische traditional "House Carpenter" is veel opwindender van stemming. De opgejaagde melodie en de stemcapriolen van McCarthy, die hier twee rollen vervult, maken van deze song echter een ander hoogtepunt. "Taki Pejzaz/Such a Landscape" werd in 1963 geschreven door Zygmunt Konieczny en past met zijn avant-gardistische inslag uitstekend bij het album, al haalt het nergens de hoogte van de twee eerder vermelde songs. "Earth’s Kiss" wekt nog enige interesse door het samenspel met moeder Michelina Tyrie, maar mag verder gerust vergeten worden. Vader McCarthy was dan weer verantwoordelijk voor de tekst bij "I No Longer Wish To", een song die stemmen in elkaar laat vloeien maar in se niets te zeggen heeft.
Ook opener "Birth" is weinig meer dan een experimenteel niemendalletje dat de aanzet moet geven voor "Transit Theme", een op middeleeuwse leest gestoeld nummer dat McCarthy’s aparte zangstem een eerste maal laat horen. "In Speed" laat Frykdahl met McCarthy in duet gaan en verraadt overduidelijk hoezeer het nummer binnen een theatersetting thuishoort. Ook de andere nummers vormen vooral variaties op de thema’s die doorheen het album terugkeren en waarbij hoofdzakelijk hun theaterachtergrond opvalt. Nergens wordt dan ook de klasse van "I Like To Be" of "House Carpenter" opnieuw bereikt.
Faun Fables wijkt met The Transit Rider niet af van de paden die we al kenden van de vorige twee albums. Het maakt van deze vierde plaat een mooie opvolger voor de fans, maar biedt verder weinig meerwaarde. De groep heeft zijn niche gevonden in pluchen theaterstoelen en daar zit het comfortabel genoeg om het nog een tijdje uit te zingen. Reservaties zijn echter niet nodig, want voor een uitverkocht huis zullen ze wel nooit spelen.