Na het allegaartje van de Fnac-nacht, werd er op zondag resoluut gekozen voor een homogeen programma. Terwijl de Orangerie werd ingenomen door de liefhebbers van gebroken liedjes, werd de tent onderworpen aan een kolossale, instrumentale wervelwind.
Na hun debuut (1995) ging DAAU snel aan het experimenteren met zijsprongen die hen bij de rocktraditie deden aanleunen, maar de stap naar toegankelijkheid werd pas definitief gezet in 2004. Het kwartet werd toen uitgebreid met een bassist en drummer, die nu ook te horen zijn op het vijfde album, Domestic Wildlife. Op plaat klinkt de muziek vaak al indrukwekkend, maar het is in de live-context dat ze volledig tot haar recht komt. De interactie, de tomeloze energie, de spannende crescendo’s: het was er allemaal. Hun muzikale hutsepot omschrijven is een hekele zaak, maar ook een godsgeschenk: er valt immers zoveel in te horen dat het zich moeiteloos laat vergelijken met een kermiservaring — het is altijd prijs. De kalmere momenten slaagden er bijvoorbeeld in een soort filmische trance te koppelen aan bijna abstracte neo-klassiek, zoals in de kamerensembles van John Zorns Masada.
Het zijn echter de uitgelaten passages — een uit de hand gelopen Hongaarse trouwpartij — die zo kenmerkend zijn voor hun concerten. Nu eens verwrongen en dan weer groovend, met een cello en accordeon die bedolven werden onder vervormende effecten, en intense, naar free jazz-neigende viool- en klarinetsolo’s: DAAU was in vorm. We moesten denken aan zweterige braderieën in de Karpaten, klezmerfestivals, de speelsheid van wijlen Fukkeduk, en een handvol andere bands die onder de noemer ’eclectisch’ thuishoren. Onze metgezel noemde één van hun nummers zelfs ’stonerfolk’, en we konden hem enkel gelijk geven. Drummer Geert Budts scandeerde "Brussels rocks!" toen de band werd teruggeroepen, maar dat geldt evenzeer voor de Balkanpunk van DAAU. En wij? We rekenen op een trekzak met Kerstmis.
Het leek een moeilijke opdracht om het succes van DAAU te evenaren, maar dat was buiten het Noorse tentet Jaga Jazzist gerekend, dat naast ervaring (volgens onze telling was dit hun 18de Belgische optreden), zeker evenveel experimenteerdrift in de schaal kan werpen. Het verschil is dat Jaga Jazzist niet het gewicht van de academie meedraagt: hun cocktail van avant-jazz, experimentele rock en elektronica is geen makkelijke kost, maar de ingenieuze wijze waarop ze deze ingrediënten wisten te combineren zorgde ervoor dat het publiek hen vanaf de eerste minuut aan de lippen hing. Avontuur werd niet geschuwd, nummers werden soms radicaal hervormd, en de energie was bij momenten grenzeloos. Onder leiding van drumbeest Martin Horntvedt raasde de band door haar catalogus met verschroeiende toewijding.
De songs hadden iets van veellagige Russische Matroesjka’s: het ene moment was je volledig gehypnotiseerd door de veldslag tussen live drums en beats/laptopfranjes, dan lette je weer op de blazersarrangementen of het gitaarwerk, en tenslotte het massieve totaalgeluid. Net als DAAU tapt Jaga uit vele vaatjes. Nu klonken ze eens als een 21e eeuwse Soft Machine door de mangel gehaald door Squarepusher, dan weer als een bastaard van Sun Ra en Pink Floyd, om uiteindelijk te eindigen tussen de grandeur van Spiritualized, de kromme jazzrock van Tortoise, a capellapracht en modale jazz. Het ene moment ging het er aan toe met aan haast pastorale ingetogenheid ("For All You Happy People"), terwijl de hectische virtuositeit op andere momenten dan weer amper te vatten was. Zo werd "Days" omgevormd tot een geweldig gulle lap muziek, voorzien van een prachtige trompetsolo en bezwerende ritmes.
Hoe langer de band speelde, hoe beter ze werd, en aan de reguliere set werd een einde gebreid met een weergaloos "Oslo Skyline", dat climax aan climax plakte en eindigde met een laaiende finale. Een extatisch publiek eiste tot twee maal toe een bisronde en kreeg die ook. Het was duidelijk dat de band hierop rekende, want prijsbeesten als "Animal Chin" en "I Could Have Killed Him In The Sauna" (yep) werden op herkenningsgebrul onthaald. Het was ook deze laatste die het hoogtepunt van de set vormde. Dansmuziek voor gevorderden, organische experimenten, pure goesting om te spelen, en een wall of sound die hand in hand gingen. Het kan niet meer stuk tussen Brussel en Jaga Jazzist.