Caliban is een naam die klinkt als een klok. Dat ligt niet alleen aan de aan Shakespeare ontleende naam op zich (probeert u het maar eens uit te spreken met een lage en bij voorkeur raspende stem), maar ook aan de band die er achter schuilt: die mag iconen als Killswitch Engage tot z’n vriendenkring rekenen en kan zich meteen ook op gelijke voorbeeldhoogte plaatsen. Onsterfelijk zijn ze echter nog net niet, en dat geldt al helemaal voor het nieuwe werk.
Wanneer de verplichte piano-intro achter de rug is, volgt een eerste droge vaststelling: "I Rape Myself" is een waardige opener, en dat met zo’n titel. Hoe dan ook, de trein lijkt vertrokken. De Duitsers hebben verder de scherpe kantjes van het compromisloze snoeiwerk van weleer afgevijld en serveren toegankelijke metalcore met een serieuze dosis meezingmelodieën en dito refreinen. De songstructuren blijken al vlug het product van het betere knip -en plakwerk; een ingecalculeerd risico dat hoort bij het afwisselen van harde stukken en braafjes gezongen, van pathos bulkende refreinen. We hebben het allemaal al een dozijn keren eerder gehoord maar het knikt toch maar lekker weg.
Zo snel als Caliban je met z’n hamerende riffs vriendelijk bij het nekvel grijpt, moet er echter ook weer gelost worden. De band maakt zich schuldig aan een vergrijp dat zo oud is als de muziekindustrie: het opent met de beste nummers en pleurt de mindere daar dan maar in een onoverzichtelijk hoopje achteraan. Met "It’s Our Burden To Bleed" blinken even een paar tanden, terwijl het melodramatische "Nothing Is Forever" een break met zich meetorst die zo plakkerig is dat een zomers ijshoorntje erbij verbleekt. Alles dichtgooien en dan het tempo langzaam terug opdrijven: Caliban probeert nog een paar keer dat circustrucje te herhalen, maar slaagt er niet meer in hetzelfde effect te bereiken.
Wat ons betreft had The Undying Darkness hier meteen mogen eindigen. Wat volgt is immers een schijnbaar eindeloze reeks herhalingsoefeningen zonder synthese-orgelpunt. Dat ons promo-exemplaartje in de strijd tegen het downloaden netjes twaalf in negenennegentig tracks versneden nummers telt, brengt ons krampachtig vastgeklemde kompas enkel meer in de war, en dus houden we het na twee volledige luisterbeurten maar bij de vertrouwde eerste vijf. Die hebben tenminste nog iéts te bieden: zelfs Kreator’s schuurstrot Mille Petrozza slaagt er niet in iets interessants van "Moment Of Clarity", het beste nummer van de tweede helft, te maken.
Terwijl niemand minder dan In Flames-frontman Anders Fridén achter de opnametafel zat en zanger Andy Dörner uit de losse pols namen als Lamb en Sigur Rós laat vallen, vraagt een mens zich af hoe Caliban er toch nog in slaagt zo steriel en ongeïnspireerd te klinken. De band blijft netjes tussen de beperkende lijnen van het genre kleuren en komt niet verder dan een handvol interessante vondsten, omzoomd met veel voorspelbare en bijna clichématige songstructuren. Op echt zware fouten kunnen we de band echter niet betrappen. Resultaat is een degelijk album, voer voor de liefhebbers. Niets minder, maar zeker niets meer.
Laat "degelijk" nu immers net zowat het saaiste adjectief in onze Van Dale zijn. "Degelijk", als in "onavontuurlijk" en "vergetelijk". Of "degelijk" als in "goed, maar kleurloos". Nuance en metalcore verhouden zich als herfstkleuren tot een industrieterrein bij valavond. In Caliban’s Onsterfelijke Duisternis worden alle tinten één koude pot schemerzwart.