Wat is er het voorbije jaar in hemelsnaam gebeurd met David Vandervelde? Zijn eersteling The Moonstation House Band was één van de opwindendste debuutplaten van 2007. In zo’n tweede brok lekker geurende jonge Gouda vol sappige glamrockstampers en beklijvende reverbballads hadden wij wel zin! Maar opvolger Waiting for the Sunrise blijkt een belegen blauwe Deense stinkkaas te zijn, met een school fruitvliegjes in het zog die de restanten van een veelbelovende debutant gretig komen oppeuzelen.
Een lakmoesproef heeft op een recente nachtelijke uitstap uitgewezen dat The Moonstation House Band nog altijd enkele onwijze fuifnummers te bieden heeft: "Jacket" en "Nothin’ No" zijn van kop tot teen swingende pareltjes die ons ongeacht het gezelschap steevast een groovy zaterdagavond garanderen (zeker ’ns uitproberen!). En hoewel de ballads op Vanderveldes debuut Vrouwe Tijd iets minder goed verteerd hebben, staat op Waiting for the Sunrise niks dat ook maar tot de harige enkels van The Moonstation House Band reikt
Vanderveldes tweede is een desastreuze verzameling van lome B-tracks. De jonge talentvolle snaak klinkt als Lenny Kravitz die in de Limburgse stoomstroopfabriek zijn meest hartverscheurende nummers opneemt voor een bejaardeneditie van de Knuffelrockreeks. Met weke pathos verpakt in tien stroperige plakkers geeft Vandervelde een nieuwe woordenboekdefinitie aan het Duitse woord langweilig.
De instrumentatie en de enerverende classic rocksound zorgen misschien wel voor een coherente plaat en een harmonische geheel, maar we kennen overjarige pennenroersels van vijftigers die opwindender zijn. In "I Will Be Fine" toetst een slijmerig orgeltje tegentellen af en de leadgitaar in "Cryin’ like the Rain" dreunt een lamlendig pornodeuntje op terwijl de zanglijn met ellendige echo’s tot in het oneindige wordt gedubbeld.
Op zijn eerste plaat flirtte Vandervelde nog met de glamrocksound van Marc Bolan en David Bowie als een jong veulen dat zijn eerste schuifelende stappen zet en in zijn schuchtere pogingen de stijl van zijn voorgangers ofwel up-to-date maakt dan wel parodieert. Op Waiting for the Sunrise staat de geest van Neil Young overduidelijk centraal, maar ome Neil levert op zijn drieënzestigste viever werk af dan de motregen waarop de drieëntwintigjarige Vandervelde ons trakteert. "Lyin’ in Bed" is op zijn minst twintig beats per minuut te traag gespeeld en komt qua pathos bangelijk dicht in de buurt van Wet Wet Wet. Titelnummer "Waiting for the Sunrise" liet ons langer dan gezond kan zijn in de waan dat "Malle Babbe" van Rob De Nijs op stond.
Toegegeven, zélfs wij zijn af en toe te verleiden tot een dronken walsje en niet alle songs op Waiting for the Sunrise zijn van dat abominabel niveau. De enige echte praalwagen is "Someone Like You", een erg meeslepende afscheidsode aan een "te gek lief" waarbij Vanderveldes falset op precies de juiste plaatsen door merg en been snijdt. Verder moet alle lof en dito respect uitgaan naar de voortreffelijke Neil Young-imitatie (gitaarsound en zangstijl incluis) in "Need for Now", maar de real Canadian thing is niet inwisselbaar en zal dat nooit worden. "Old Turns" zet nog veelbelovend aan en lijkt even het gitaarriedeltje van "All the Young Dudes" uit ons hoofd te stampen, maar eindigt uiteindelijk stuurloos in de gracht.
De mot is duidelijk in Vanderveldes aanpak geslopen. Hoewel "Hit the Road" met een larger than life gitaar aanzet, is de tekst erg zwakjes: "Hit the road / Hit the road / You better hit the road / Mama’s comin’ home". Doe Vandervelde een snotdoek en een kopij van Jack Kerouacs On The Road cadeau, want voor zulke lijzige nummers kruipen wij onze peperdure SUV niet in om een toertje te cruisen.
Een eenvoudige consumententip dus: probeer The Moonstation House Band in uw bezit te krijgen. Koop, download of leer hem integraal op gitaar spelen voor ons part. En wat doen we met Waiting for the Sunrise, zegt u? Stinkers spoelen wij gewoonlijk door.