Het vorig jaar verschenen album Ecce Homo deed vermoeden dat Gavin Friday live opnieuw alle theatrale registers zou opentrekken. Wat hij in Gent etaleerde was vakmanschap ten top, al reageerde het publiek in het begin onwennig op die ongewone mix van theatraliteit, glamrock en nineties techno.
Wie goed naar het album geluisterd had, wist wat hem/haar te wachten stond. De setlist was volledig opgebouwd rond Ecce Homo, met als surplus een paar goedgekozen oudere (publieks)favorieten. En Gavin Friday zou Gavin Friday niet zijn, als hij al niet meteen het publiek het verkeerde pad op zendt met die rustige intro van “Lovesubzero”. Om dan fijntjes iedereen de juiste weg te tonen: één met niet al te veel rustige introspectie, maar volgestouwd met glamrock, punk en trance/disco.
In die volgorde of door elkaar, het maakt niet uit, en dan nog het liefst met theatrale gebaren. Gavin Friday was nooit vies van uitvergroting om zijn punt duidelijk te maken, maar na al die jaren heeft hij zijn kunde zo verfijnd dat een grimas, een uitgestoken vinger, een opgetrokken wenkbrauw of de glitter op zijn hoofd de boodschap overbrengen. Friday is een feest voor ogen én oren: hij stuitert fris en monter het podium rond en zijn stem is in uitstekende conditie, wat vooral in de rustige passages opvalt. Een stem die kan klauwen en grommen, maar ook nog steeds verdomd sexy klinkt, of heerlijk heen en weer huppelt, net als Friday zelf in “King Of Trash”. Aan zijn brede grijns te zien is dat nummer ook voor hem een plezier. En hij is niet alleen, want na twee derde van het optreden gaat het publiek eindelijk overstag.
Met een sterk album onder de arm is het moeilijk om een specifiek hoogtepunt te noemen, het hele concert door worden we van het ene naar het andere gezogen. Zo draagt “Church Of Love” nog altijd die ene positieve boodschap: alleen de liefde telt. Over welke liefde hij het heeft, daaraan kan niemand twijfelen, met een podium dat baadt in de regenboogkleuren. En “Lamento”, Friday’s ode aan zijn moeder, is ook live zeer ontroerend.
Dat podium blijft trouwens redelijk kaal: buiten instrumenten en muzikanten is er bijna niks te zien. De focus ligt dus volledig op het talent, met naast Friday multi-instrumentalist Renaud Pion, die de hele tijd onopvallend maar efficiënt aanwezig is. Geef de Fransman een blaasinstrument, en hij tovert een hele nieuwe magische wereld tevoorschijn, zoals in “Lovesubzero” of “Church Of Love”. Kevin Corcoran, bekend van de Ierse indie folkgroep Villagers, ontbindt op het podium al zijn duivels tijdens “Lady Esquire”, en laat ons ingetogen genieten bij afsluiter “Angel”. En Carly Carlsbad is meer dan alleen maar achtergrondzangeres, ze is de ontdekking van de avond: als non, lichtbaken, rouwende weduwe of zangpartner staat ze bijna nooit volledig in de schaduw. En met haar onschuldige blik geeft ze de grimmige boodschap van “Sandpaper Lullaby” nog meer gewicht. Meer Virgin Prunes is er met “Caucasian Walk”, onherkenbaar ontmanteld en terug opgebouwd tot een lijzige, vervreemdende krautrockversie met robotachtige dans.
Ondanks het uitbundige applaus en de vruchteloze roep naar nog een bisronde, bleef de echte magische connectie met het publiek vanavond een beetje achterwege. Lag het aan de warrige interventies of te lange onderbrekingen tussen de songs? Of zijn we gewoon te verwend en te veeleisend? Een herkansing is zeker aan de orde.