Leigh Whannell is een figuur die helemaal past in het zogenaamde ‘’Blumhouse model’’ dat een heel beperkt budget investeert in een beginnend regisseur (in dit geval een acteur die al eerder in hun producties aantrad) met in het achterhoofd dat genrefilms met een beperkt kostenplaatje een laag risico zijn en dat als je dan toch een hit te pakken zou hebben de winsten bijzonder groot worden. Eenmaal de nieuwe kracht zich voldoende bewezen heeft kan er dan een wat grotere productie af en zo bouw je aan een heel divers imperium dat financieel gezond is en af en toe ook met behoorlijk goed materiaal kan uitpakken. Whannell groeide in 2020 door van Insidious – Chapter 3 en het onbetekenende Upgrade naar The Invisible Man, een herwerking van H.G. Wells’ klassieke verhaal dat al een beroemde verfilming kende in de jaren negentiendertig. De film gebruikte beproefde genresjablonen als een metafoor voor een bespiegeling over huiselijk geweld, iets wat bijvoorbeeld ook de kern vormde van Stephen Kings The Shining.
Veel van de sterkste Blumhouse-prenten weten optimaal die mix tussen de vereisten van een genre en sociaal commentaar te vinden (denk aan Get Out of Us van Jordan Peele) en wie goed naar de trailer keek van Wolf Man zag dat alles een beetje in het verlengde lag van The Invisible Man met een vader die in een ‘weerwolf’ verandert en destructief geweld op zijn gezin loslaat. Hoe problematische relaties tussen ouders en kinderen doorgegeven worden van de ene generatie op de andere, maar ook de pijn van iemand die je graag ziet te zien veranderen in iemand die je kwaad wil doen: ‘’sometimes you are so afraid that your children will get scarred that you become the thing that scars them’’ niet bepaald subtiel, maar goed, tot daaraantoe. Het weerwolf-gegeven dient daarbij als herkenbare kapstok, aangezien het een monster is dat al eindeloze keren werd gerecycleerd van The Wolfman uit 1941 tot The Howling, Ginger Snaps, An American Werewolf in London, Dog Soldiers, The Company of Wolves en talloze aftreksels en bewerking die niemand zich nog herinnert of wil herinneren. In The Invisible Man wist Whannell perfect sterke beeldtaal, thematische lagen en efficiënte vertelstijl te combineren met als resultaat een film die uitnodigde te kijken naar lege delen van het beeld die plots belangrijk konden zijn, daar spanning uit genereerde en tegelijkertijd een aantal ideeën binnensmokkelde omtrent de onderliggende boodschap.
De vraag of de cineast erin geslaagd is om dat ook nu opnieuw te doen kan alleen maar half bevestigend beantwoord worden: Wolf Man slaagt er niet helemaal in om genre en meer psychologische elementen echt in balans te brengen en er ontbreekt ook een echt eenduidige stilistische visie zoals The Invisible Man die had.
Het zit nochtans zeker niet allemaal verkeerd. Zo kozen de makers ervoor om niet met CGI te werken en alle effecten via traditionele protheses en make-up uit te werken. Die aanpak strookt met de algemene bloederige en gewelddadige insteek die duidelijk aanleunt bij grote voorbeelden uit de jaren negentientachtig. Waar het fout loopt is wanneer dat alles moet gecombineerd worden met drama. Op zich zitten er een paar sterke momenten in deze griezelprent: zoals in The Fly van David Cronenberg gaat het om een ‘monster’ dat er zich van bewust is dat hij een gevaar begint te vormen voor de mensen die hij liefheeft. Het script weet alleen niet goed hoe dat interessante gegeven ook te integreren in de horror. Al te vaak voelt het alsof de film uiteen in valt in twee delen die op zich wel boeiend zijn maar nooit een geheel lijken te vormen.
Uiteindelijk valt er best wel wat filmisch plezier te beleven aan deze degelijk gemaakt genrefilm die geen echte hoogvlieger is maar daarom evenmin helemaal dient te worden afgeschreven.