Wat je krijgt als je twee hechte broers, de een romancier en de ander correspondent in Myanmar, muziek laat maken? Het album Broederband, dat naast elf liedjes ook een boek met honderd pagina’s aan verhalen heeft opgeleverd. De boel bestempelen als literaire nederpop is verleidelijk, maar reducerend. Met Broederband is veel meer aan de hand.
Auke en Hans Hulst maakten eerder al twee albums als De Meisjes, een alias dat vooral diende als schuilnaam. “Als mensen het niets vonden, konden we gewoon zeggen dat ’t een grap was,” zei Hans in een interview met Nederlands Dagblad. Begrijpelijk: afgerekend worden op kwetsbaar-zijn staat op niemands verlanglijstje. Voor hun nieuwe entree, die door corona, een op de klippen gelopen huwelijk en andere ongein acht jaar op zich heeft laten wachten, is dicht bij huis gebleven: voortaan heten ze ‘gewoon’ Hulst.
Het voordeel van acht jaar over een album doen, is dat je van alles meemaakt – zeker als je achternaam Hulst is. Het waren weerbarstige tijden voor de gebroeders, maar, zo schrijft Auke in het boek, “tegelijkertijd is dit album de weerslag van dat weerbarstige leven”. En dat is flink omvattend. Het moet gaan over liefde en geen liefde, over de plekken waar de mannen vandaan komen en naartoe zijn gegaan, over een wereld in crisis, en over “vroeger, nu en straks”. Nou, zullen we maar?
Doorheen het album zijn het vooral de baslijntjes die de oren doen pronken. Op de nostalgisch klinkende opener “Wat ik zei” drijven die lijntjes, haast meer nog dan de drumpartij, de groove van het geheel stug voort. Een track verder, op “Leila”, draagt Hans met zijn vier snaren de gitaartokkel deftig in zijn armen. En op “De enige bar in Dixon” komt de reggaefeel enkel dankzij die heerlijke baslaag goed over.
Met de basgitaar als hoeksteen is “Dystopia” een ware opluchting. Terwijl gezongen wordt over drones, algoritmes en het beest dat leeft in de zak van onze broek, is het nu de synth die als basis dient. Met robotachtige tonen drijft die, zeker in het begin, de nervositeit verder aan. Waar instrumenten op eerdere nummers nog wel eens konden klinken als aparte eilandjes, is hier alles krachtig samengebald.
Dat nummer is meteen een goed voorbeeld van waarom Broederband meer is dan literaire nederpop. Al dat letterkundige voelt namelijk niet noodzakelijk intentioneel aan, maar vooral als een natuurlijke uiting voor de gebroeders Hulst. Het gevaar dat bij dit genre op de loer ligt – dat pretentie het wint van dat wat het zou moeten betekenen – is bij Broederband dan ook ver weg. Dankzij de oprechte blikken van Hulst blijven de teksten stevig overeind.
Het geluidsbeeld waarin die teksten worden gebracht, is soms een beetje dun, en de stemmen zijn wat vlak. Dat geldt ook voor afsluiter “De troost van een café”. De tekst is het probleem niet, en het bijbehorende verhaal in het boek al helemaal niet. Het is de muzikale omlijsting die ervoor zorgt dat de coronahorror, waar voor een gedeelte over gezongen en geschreven wordt, je niet bij de lurven weet te pakken.
Zeker bij die track verlang je naar een gewaagde uithaal, een muzikale klap om de oren, een schurend instrumentaal lijntje, maar die komen niet. De boel blijft alsmaar kabbelen. Zouden er live meer risico’s worden genomen? Met die nieuwe ‘serieuze’ naam lijkt dat hoog tijd.
Hoewel Broederband een uitgave van boek + cd betreft, is het album gewoon te streamen op Spotify.