Op 26 december 1968 – rond de tijd dat hij als regisseur zijn eerste successen kende – pleegde Camillo Bellocchio, de tweelingbroer van Marco Bellocchio (Buongiorno, Notte, I Pugni in Tasca) op 29-jarige leeftijd zelfmoord. Een uitspraak die de betreurde broer deed in een gesprek met de cineast vormt de kern van de persoonlijke documentaire Marx Can Wait, waarin Bellocchio terugblikt op het gebeurde.
De verhalende lijn van deze docu is opgezet als een familiefeest dat de regisseur in 2016 organiseerde om een laatste keer iedereen samen te brengen en ondertussen mensen voor de camera te laten spreken over de tragedie die een halve eeuw eerder plaatsvond. Wie de loopbaan van Marco Bellocchio als cineast iets beter kent, weet dat de man zijn schuldgevoel en trauma al jaren van zich af filmt en het gegeven in veel van zijn films op meer en minder bedekte wijze aan bod komt. Hier wordt alles expliciet gemaakt en duiken we eerst aan de hand van getuigenissen en archiefmateriaal diep de familiegeschiedenis in. Wat daarbij opvalt, is niet alleen de dwingende aanwezigheid van religie en politiek in het Italiaanse leven tot diep in de late jaren 1690, maar ook hoe veel van de dingen die we zien een soort echo oproepen van de Italiaanse filmgeschiedenis en hoe filmmakers – Visconti, Pasolini, Bertolucci, Bellocchio zelf – die zaken verbeeldden in hun werk.
Die achtergrond is echter maar een springplank voor waar het Marx Can Wait echt om te doen is: het feit dat zelfs in een beperkte familiekring de waarheid heel relatief is en noodzakelijkerwijze sterk wordt ingekleurd afhankelijk van wie er aan het woord is. Er zijn verschillende interpretaties door broers en zussen (er is zelfs onenigheid over de vraag of er nu wel of niet een zelfmoordbriefje was), er is de overleden moeder die steeds bleef eisen dat er niet over zelfdoding werd gesproken omwille van het christelijke geloof en er is de zus van het meisje met wie Camillo een relatie had die in nauwelijks bedekte termen de familie een aantal dingen verwijt. Uit die mozaïek van gesprekken groeit een versplinterd beeld dat eigenlijk geen echte juiste samenstelling kent. Daarmee wordt ook meteen duidelijk dat zelfs deze poging om – dixit de regisseur zelf – ‘aan het eind van zijn leven een portret te maken van de tragedie’, eigenlijk alleen maar één enkele versie kan brengen en voor de rest sleutels moet aanreiken die eventueel een ander licht werpen op alles wat verteld wordt.
Vormelijk is dit een uiterst traditionele proeve: de statische camera filmt mensen die vragen beantwoorden en in gesprek gaan. Precies omdat de geijkte vormtaal van de documentaire niet doorbroken wordt, is er de nog steeds verkeerdelijk geldende perceptie dat dit daarom een document zou zijn dat een directe index vormt van de waarheid – het soort relatie dat nog altijd sterk verondersteld wordt te bestaan in geval van nieuwsgaring, documentaire of verslaggeving, maar die eigenlijk nooit écht bestaan heeft. Bellocchio ondermijnt die absolute waarheid niet door de vorm open te trekken, wel door zelfs binnen die traditie aan te tonen dat ze gewoonweg niet bestaat.