Spectaculaire decors en indrukwekkend getekende pagina’s maken van de eerste De Dode Monnik vooral een likkebaardend portfolio voor de jonge tekenaar Scie Tronc. Het scenario van ervaren rot Jean-David Morvan blijft vooralsnog wat hinkend achterop.
Wanneer Stolin, een jonge novice in het Monastero del Picco dell’Acqua, een verborgen manuscript onder ogen krijgt, maakt hij kennis met het leven van Ernao Piranesi, de zogenaamde ‘dode monnik’. Via de teksten in dit boek maakt Stolin kennis met een donker verleden en een huiveringwekkend verhaal. In dit eerste album van de reeks krijgen we op een typische Morvan-manier enigszins chaotisch de wereld van De Dode Monnik gepresenteerd. Met korte fragmenten vol pathos krijgen we stukje bij beetje te horen wie de monnik achter het manuscript is en hoe die een belangrijke rol had in enkele belangrijke militaire acties uit het verleden, en het onderdrukken van een heel deel van de bevolking.
Uit de korte inleiding bij dit album kunnen we afleiden dat Jean-David Morvan het verhaal van De Dode Monnik al in de jaren ’90 van de vorige eeuw bedacht en dat doorheen de jaren verschillende tekenaars er hun tanden op stukgebeten hebben. Scie Tronc (pseudoniem van Yen Richard) is één van de jonge tekenaars die Morvan onder zijn hoede heeft via het collectief The Tribe. Met De Dode Monnik leverde die zijn eerste solo-album af. Zijn pagina’s zijn indrukwekkend met monumentale decors en een sfeervol wisselend gebruik van perspectieven en schaduwpartijen, om de grootsheid en de dreiging van het klooster te evoceren. Hij vermengt een oosterse tekenstijl van de personages met de details van klassieke westerse avonturenstrips. Het is prachtig hoe het resultaat dicht bij grootmeester Katsuhiro Otomo en zijn platen van Neo-Tokyo komt.
Hoewel de start van het album chaotisch is en het even duurt vooraleer we helemaal in het verhaal van De Dode Monnik gezogen werden, is dit tegen het einde van het eerste album wel het geval. Het achtergrondverhaal met legerleiders en militaire complotten overtuigt nog niet helemaal, maar de geheimen van de dode monnik doen ons alvast uitkijken naar een tweede deel. De keuze om vooral vooraan in het album woorden uit een fictieve taal telkens onderaan de pagina te vertalen, was vooral storend in het leesproces en droeg bitter weinig bij aan de geschapen wereld.
Jean-David Morvan is een deel van het vaste meubilair in de Franse scenaristenwereld. Zijn enorme oeuvre is bijzonder gevarieerd qua genres, hoewel een opvallende invloed van oosterse stripverhalen altijd wel ergens terug te vinden valt. In de jaren 1990 maakte Morvan zijn debuut. Zijn reeks HK met tekenaar Trantkat werd meteen (kortstondig) voor vertaling opgepikt door Arboris. De jaren daarna werd hij al snel één van de meest populaire jonge scenaristen. In 2004 mocht hij dan met de illustere José-Luis Munuera de iconische reeks Robbedoes & Kwabbernoot van wat noodzakelijke nieuwe impulsen voorzien. Die impulsen bleken echter enkele bruggen te ver voor de uitgeverij én het toen nog zeer behoudsgezinde lezerspubliek en na enkele delen was het avontuur van Morvan opnieuw voorbij. Morvan bleef echter ook een antenne hebben voor het oppikken van jong nieuw tekentalent en hij verzamelde voortdurend mensen rond zich, zoals dit momenteel dan gebeurt via The Tribe.
De Dode Monnik is qua scenario zeker geen hoogvlieger of uitzonderlijk werk binnen het oeuvre van Morvan. Het is vooral aan tekenaar Scie Tronc te danken dat het album eruit springt. Quasi tegelijk met dit album vertaalde Daedalus ook Madeleine, verzetsstrijdster, één van Morvans meest recente projecten. De inspiratie van dat album is hier nog wat te zeer afwezig. Hopelijk laat Mrovan zich voor volgende delen dan ook stimuleren door het grote talent van zijn tekenpartner om De Dode Monnik meer te laten worden dan een grijze muis in de catalogus van zijn werk.