Begin de jaren negentig van de vorige eeuw bestormde Baz Luhrmann het festivalcircuit met het wervelende Strictly Ballroom om vervolgens de stap te zetten naar het grote succes met Romeo + Juliet en Moulin Rouge. Luhrmanns eigenzinnige mengeling van verschillende tradities – musical, Bollywood, MTV – leverde opwindende spektakels op die meeslepend en vaak duizelingwekkend virtuoos waren. Hij koos voor een veel traditionelere aanpak in het onderschatte Australia, waarna er een beetje sleet begon te komen op de aanpak die hem beroemd maakt in The Great Gatsby. Bijna een decennium later keert de Australische beeldenstormer terug met een film die op zijn lijf geschreven lijkt en hij maakt die verwachting ook met veel verve waar.
Komende van Luhrmann is Elvis – uiteraard niet de eerste verfilming van het leven van ‘The King of Rock ’n Roll’ – gelukkig geen traditionele ‘biopic’ geworden. U weet wel, het soort film dat interesse heeft in veel persoonlijk drama en heel weinig in de essentie van waarom we ons een artiest überhaupt nog herinneren. Er zijn uiteraard een verzameling feiten en plaatsen – de ‘Sun Studio’s’, de bluesclub van BB King en Graceland – beide natuurlijk in Memphis – maar ook de controverse rond Elvis’ mengeling van zwarte rhythm ’n blues en country, zijn diensttijd, Hollywoodcarrière en de late optredens in Las Vegas.
De film schuift echter vrijelijk met gebeurtenissen, dikt aan waar nodig en laat weg waar gewenst. Dat is eigenlijk ook niet waar een prent als deze moet om draaien. Waar Luhrmann wel interesse in heeft is de muziek, de manisch energie van de optredens, het botsen van persoonlijkheden en talenten, achtergronden en cultuur. Al die dingen brengt hij samen en onderwerpt hij aan zijn typische exuberante vorm van filmmaken, waardoor dit in de eerste plaats ook een Baz Luhrmann-film en interpretatie is, en geen kleurloze reeks waarheidsgetrouwe vignetten. Dat wil zeggen dat er vaak barokke registers opengetrokken worden: ‘split-screens’, montages die heen en weer snijden tussen verschillende tijdslijnen en plaatsen, een enthousiast omarmen van kitsch, een bij momenten extreem hoog tempo en heel veel complexe camerachoreografieën die ons meeslepen doorheen de hectische en opzwepende actie (het is een lust om een aantal van de tekenende sjablonen uit Luhrmanns vroege meesterwerk Strictly Ballroom hier te zien terugkeren). Elvis werd gedraaid met een Arri Alexa 65 – een digitale camera die door zijn grotere beeldsensor filmmakers de kans geeft het oude 70 mm pelliculeformaat te benaderen, iets wat zeker voelbaar is in de manier waarop dit een film is die ten volle het grote breedbeeldcanvas weet te benutten.
De rol van Elvis Presley wordt bijzonder goed ingevuld door Austin Butler, Tom Hanks is daarentegen iets te nadrukkelijk als de vaak verguisde manager Kolonel Parker (wiens positie hier vrij genuanceerd wordt belicht). De echte sterren van de film zijn echter het weelderige ‘production design’, de gulzig beweeglijke camera en het talent van Luhrmann, dat er ook in slaagt de film gedurende meer dan twee en een half uur bijeen te houden.