La Dernière Tentation des Belges ofwel de bittere waarheid over Jan Bucquoys leven. In slechts 76 minuten worden we als kijker overspoeld met cynisme, absurdisme en een grote dosis vrouwonvriendelijkheid. Maar we worden ook geconfronteerd met de pijnlijke tragedie die zelfmoord heet. Een film waarin je de hele tijd gekneld zit in een tweestrijd van gemengde gevoelens. Met zijn jongste film, brengt Bucquoy ook meteen het laatste deel van zijn trilogie, dat werd voorafgegaan door La Vie Sexuelle des Belges en Camping Cosmos.
De film opent met een pittoresk landschap waarin Jan Bucquoy, gespeeld door Wim Willaert, zijn dochter Marie (Alice Dutoit) probeert te behoeden voor zelfmoord. Al snel wordt duidelijk dat de afwezige vader een ‘post mortem’ gesprek met zijn overleden dochter probeert te voeren. Aan de hand van korte hoofdstukken, die elkaar bruusk opvolgen, portretteert Jan zijn leven zoals de lijdensweg van Christus, waarin niemand hem serieus neemt en hij keer op keer afgewezen wordt. Dat leven representeert het cliché van de zoekende kunstenaar die zijn toevlucht zoekt in sigaretten, drank en naakte, jonge vrouwen die voor hem en zijn ‘vrienden’ lustobjecten pur sang zijn.
Cinematografisch is La Dernière Tentation des Belges in ieder geval allesbehalve vernieuwend. De camera is net zoals Bucquoy een toevallige voorbijganger. Een statisch object dat niet handelt, geen moeite doet en zo goed als niet aanwezig is. De stijl van de film is een mengelmoes van het werk van andere regisseurs: het surrealisme van Jaco Van Dormael, het postmodernisme uit Dogville van Lars Von Trier – waar gefilmd wordt op metaniveau – en het meer picturale werk van Roy Anderson. Dit alles wordt ondersteund door een resem aan verwijzingen naar de impressionistische kunst zoals Le Déjeuner sur L’herbe van Manet en een portie ‘namedropping’ van modernisten zoals Proust en Joyce. Het lijkt bijna of er geen structuur in de film zit, als verwijzing naar het leven dat ook vaak de afwezigheid hiervan mist.
Daarnaast zitten er ook expliciete en subtiele verwijzingen in de film om het gegeven ‘Jan de anarchist’ te beklemtonen. Allereerst is er zijn kritiek op de consumptiemaatschappij waardoor hij besluit op een boot te wonen en genoegen te nemen met het hoogstnoodzakelijke: een pint, zijn sjaal en Linda, de opblaasbare pop. Vervolgens reflecteert hij over de NMBS, met kleinte hints van verafschuwing, waarin hij vermeldt dat hij ooit zelfmoord heeft proberen plegen, maar net die dag de treinen staakten. Maar Jan als rasechte anarchist komt pas tot uiting wanneer hij aanbelt bij de rijken en die beginnen schieten als hij hun bezit vraagt voor een tombola.
Los van dit alles toont Bucquoy wel zijn pure zelf. Hij geeft ons een unieke kijk in zijn gedachten, zijn emoties en legt zijn grootste verdriet open en bloot. Wat we zien is een vader die overloopt van spijt, snakt naar vergeving en hoopt op rust. Alsof deze film een waarschuwing is voor andere afwezige vaders, om hen te behoeden voor de grootste angst die in elk van ons schuilt: een kind verliezen. En alsof dat nog niet voldoende is, moet hij ook verder leven met de gedachte dat zijn dochter zelf de keuze heeft gemaakt om een einde te maken aan het leven dat hij en zijn vrouw haar geschonken hebben. Het mooie aan dit verhaal is dat Bucquoy geen enkele keer zelfmedelijden wekt, integendeel, hij beseft elke seconde dat de film vordert wat een intense hartzeer hij veroorzaakt heeft door zijn afwezigheid. Dat idee wordt het sterkst geïllustreerd door een aantal scènes met een volledig zwarte achtergrond. Alsof alle hoop verloren is, het hart in het zwart gekleed is en van dan af aan leeft onder de filosofie Tombe la Neige. Voor hem is het leven niet langer de zomer, maar een koud gevoel van eenzaamheid. Omhuld in absurde elementen om de absurditeit van het concept zelfmoord weer te geven.
Voortaan blijft hij achter met Marie haar volgeladen rugzak. Een zwart gat in zijn hart, want zij voelde zich niet verbonden met de wereld. Zij mistte het bindmiddel genaamd vader. Wat ze deed was impulsief maar onherroepelijk. “Uiteindelijk heeft iedereen het recht om zelfdoding te plegen, behalve mijn dochter.”