Sci-fi thrillers liggen tegenwoordig goed in de markt en het huidige Netflix-aanbod liegt daar niet om. De reden voor onze fascinatie met dat soort films is makkelijk te verklaren. Net als bij horrorfilms worden onze angsten voor het onbekende aangesproken, echter zijn het hier geen geesten, zombies of een losgeslagen gek met een mes die ons op het puntje van onze stoel doen schuifelen, maar onze onmacht om steeds sneller evoluerende technologieën te begrijpen en te controleren. Alexandre Aja (Haute Tension, Crawl) stopt heel wat van die verborgen angsten in zijn nieuwste Netflix-productie Oxygen, al is de technologie hier uiteindelijk ook een zekere bondgenoot van de protagonist.
De opzet van Oxygen is vrij simpel, al is het maar omdat de volledige film zich afspeelt binnen een cryogene pod waarin het hoofdpersonage gevangen zit. Vanaf de eerste seconden weet Aja een intens claustrofobische sfeer te scheppen als de protagoniste Liz (Mélanie Laurent) in volle paniek ontwaakt uit haar cryogene slaap. Het wordt al vrij snel duidelijk dat de nachtmerrie waaruit zij denkt te ontwaken eigenlijk nog moet beginnen. Liz weet niet meer wie ze is, laat staan hoe ze in die capsule terecht is gekomen en waar die zich precies bevindt. Om dat alles nog een beetje erger te maken dreigt de zuurstof in de capsule op te geraken. Gelukkig krijgt ze gaandeweg steeds meer hulp van MILO, een ingebouwde A.I.-assistent die de lichaamsfuncties moet monitoren en het best omschreven kan worden als een kruising tussen HAL2000 en Siri, met de stem van Mathieu Amalric (Quantum Of Solace, Sound Of Metal).
Het is altijd een beetje riskant om te vertrouwen op slechts één locatie en één acteur (ook al zien we aan de hand van flashbacks andere personages in verschillende settings) maar Oxygen heeft daar net zoals gelijkaardige conceptfilms Locke of Buried weinig last van. Mélanie Laurent (Inglourious Basterds) trekt alle registers open en kan de film moeiteloos op haar eentje dragen. Ze zucht, puft, huilt en schreeuwt op een manier die gezien haar penibele situatie overtuigend echt over komt. De pod zelf, die we dankzij de ingebouwde kunstmatige intelligentie makkelijk als tweede hoofdpersonage kunnen beschouwen, is slim ontworpen en fungeert als vriend en vijand tegelijk. Zo is er in de zijkant van de capsule een robotarm verwerkt die, afhankelijk van de situatie, tevoorschijn komt voor een kalmerende, verdovende of dodelijke injectie. Het is slim om op die manier te zorgen voor extra suspense, iets wat niet voor de hand liggend is binnen een beperkte ruimte die amper groter is dan een doodskist. Dat gezegd zijnde is Oxygen niet meteen een gezellige kijkervaring voor mensen met een naaldenfobie.
Diezelfde pod is helaas ook verantwoordelijk voor wat ergernis. Oxygen vraagt immers wel behoorlijk wat ‘suspension of disbelief’ van de kijker als Liz voor een zoveelste keer internet- en social mediapagina’s opvraagt om haar identiteit te achterhalen. Dat ze daarbovenop ook nog eens zonder enige moeite het veiligheidsprotocol kan omzeilen en zelfs contact kan opnemen met de buitenwereld lijkt dan ook een brug te ver voor een constructie die als doel heeft iemand in een kunstmatige slaap te houden. Natuurlijk zal blijken dat dit noodzakelijk is voor de afwikkeling van de plot maar het roept natuurlijk wel vraagtekens op voor de kritische kijker. Naar het einde toe neemt Aya ook net iets teveel hooi op zijn vork, zowel visueel als verhaaltechnisch. Hierdoor voelt de finale iets te bombastisch aan in vergelijking met de minimalistische aanpak van de voorafgaande minuten.
Oxygen leent uiteindelijk veel van andere sci-fi films (twee in het bijzonder), waarvan ik de namen niet zal noemen om de plottwist enigszins verborgen te houden. Ondanks dat gegeven werpt de film boeiende thema’s op over identiteit, de wil om te overleven en de relatie tussen mens en technologie. Dat we dit allemaal al eens eerder en beter hebben gezien doet niets af aan het feit dat dit een knap geacteerd en leuk tussendoortje is dat ons bij momenten naar adem doet happen.