“fundamentalist punk rock art project from Leeds West Yorkshire currently abroad upon the deep,” luidt de omschrijving van Mekons op hun Facebookpagina. Heb je niets aan, maar het zegt misschien wel wat over de koppigheid van deze band, die met z’n eerste echte studioplaat in acht jaar weer de goede vorm te pakken heeft.
De carrière van de Mekons verliep niet zonder slag of stoot, kende wat periodes waarin het moederschip even opzij geschoven werd voor andere projecten, en was bij momenten even onvoorspelbaar als inconsistent, maar die oorspronkelijke punk spirit, die zijn ze nooit kwijtgespeeld in een bestaan van meer dan veertig (!) jaar. Net als hun Nederlandse vrienden van The Ex hebben deze veteranen een invulling gegeven aan hun muziek die moeilijk vast te pinnen viel, maar altijd doordrongen bleef van die passie van de begindagen. Toen de band midden jaren tachtig intensief begon te rommelen met folk en contry en zo eigenlijk de weg voorbereidde voor heel wat bands die later vergelijkbare dingen zouden doen, ontstond er een diffuse tussenvorm die nu weer geïnspireerd klinkt.
Het achttal (!) trok voor deze opnames de woestijn in nabij Joshua Tree, en dat liet z’n sporen na in de sound, songs en thematische bekommernissen. Hoewel de band altijd al verspreid was over Europa en Noord-Amerika en de geografische component zo altijd al een bron van inspiratie was, geldt dit nu misschien wel dubbel. De woestijn is er niet enkel als locatie, maar natuurlijk ook als mentale ruimte, net zoals de dodelijke droogte en onverbiddelijke zon in Von Stroheims Greed ook zoveel meer waren dan een toevallige bijkomstigheid. Deserted is doordrongen van een soms hallucinerende verbeelding, steekt vol met navenante beeldspraak en talloze manieren waarop geest en natuur op elkaar inwerken.
Maar het wordt nooit een intellectuele oefening, daarvoor staat het ensemble te sterk met de voeten op de grond, wordt er te gretig gebruik gemaak van eenvoudige, aardse genoegens, putten ze te graag uit de inspiratie van het samen spelen. Zo komt “Lawrence Of California” meteen binnen als een vitaal zeemanslied, maar dan op het droge. Krachtig stuwende folk met een hoge meezingfactor, maar ook volgestouwd met talloze details, zoals die lekker krassende, kappende gitaren. De band bewijst hier meteen een neus te hebben voor memorabele melodieën, iets dat op het einde ook opvalt bij “Andromeda”, dat iets doet tussen charmante country-pop en de vroege Pretenders (echt!), of “After The Rain”, dat uit zowat elk decennium van de voorbije halve eeuw had kunnen komen.
Maar eerst nog heel wat kleurrijke verhalen, vaak verpakt in lichtjes wankele folkrock, zoals “Harar 1883”, waarin zanger-gitarist Tom Greenhalgh (samen met Jon Langford een van de oorspronkelijke leden) in het hoofd van Arthur Rimbaud duikt, vlak nadat die de poëzie vaarwel gezegd had en in Ethiopië belandde. Een song die laat horen dat de band in staat is tot het schrijven van potige ballades met een fraaie verbeelding. Dat geldt wel in minder succesvolle mate voor “How Many Stars?”, een romantische uitschuiver die klinkt als een moderne update van wat de band liet horen op Fear And Whiskey, maar zich te sloom, te moeizaam voortsleept.
Dan liever de andere tracks in het middenblok van het album, die op een of andere manier een sterkere link hebben met de punkroots. Met die prikkende gitaren, dominante bas, declamerende zang en reggae-getinte ritmes is “In The Sun/The Galaxy Explodes” goed voor een stuwende trance, terwijl de brommende keyboards en exotische geluiden van “In The Desert” een knap verbond vormen van etherische afstandelijkheid (de onderkoelde stem van Sally Timms) en weids onheil (de geërodeerde woestijngitaren en snijdende viool). Ook een indrukwekkend een-tweetje: “Mirage” en “Weimar Vending Machine/Priest?”. Het eerste met gitaren die felle machinegeweersalvo’s spuwen en een pulserende, bijna militaristische beat, het tweede een soort koortsdroom met verwijzingen naar Bowie, Iggy Pop en Weill/Brecht via The Doors, en geinige versnelling inclusief na-na-naas.
Deserted werd geen volmaakte plaat, maar dat maakt ook niet uit. Het zou geen Mekons-plaat meer zijn als het allemaal klopte, te netjes was. De band heeft, ook live, altijd garant gestaan voor een onaffe ruwheid en een spontaniteit die de consistentie van het materiaal in de weg kan staan. Maar zolang de goede ideeën in de meerderheid zijn, en dat is hier zeker het geval, krijg je een band te horen die punkidealen en Hank Williams naadloos samenbrengt, daadwerkelijk klinkt als geen ander, en met Deserted tekent voor zijn beste album in lange tijd.