“Dat we elkaar haatten is misschien zwaar uitgedrukt, maar we hadden écht nood aan afstand”, vertelde Laura-Mary Carter ons begin februari voor ze live hun Belgische comeback maakten in de Botanique. Het zal wel: na tien jaar onafgebroken touren-plaat maken-touren was de rek uit Blood Red Shoes. En dat is een eufemisme.
Daar waren meerdere redenen toe. Na de riffs op de eerste twee albums, bracht de band extra lagen in hun geluid en boetseerde er weidsere songs mee. Een sterk album, dat In Time To Voices, maar de wereld, hun fans, de platenfirma reageerde schouderophalend. Die frustratie uitte de band op een titelloze en voorts bloedloze vierde plaat en reageerde het duo vervolgens op elkaar af tijdens een bewust kort gehouden tour. Laura-Mary vertrok daarna ijlings naar Amerika om te ontdekken wie ze eigenlijk nog was naast het meisje van Blood Red Shoes.
En dan moest de ellende nog beginnen. Terwijl zij in datzelfde Amerika de scherven van een stukgelopen relatie naar de glascontainer droeg, laafde drummer Steven Ansell zich aan drank en drugs tot hij het verschil tussen dag en nacht niet meer wist. De hele entourage van de band werd ontslagen, enkele eerste toenaderingen tussen de twee hadden geen concreet resultaat. Wanneer ze dan toch aarzelend de studio indoken, brak Carter haar arm bij een moto-ongeluk. Uitstel dreigde finaal afstel te worden.
Maar voor één keer wist de band een nadeel ook in een voordeel om te buigen. Carter en Ansell schreven de nieuwe songs dan maar op synths, wat algauw uitmondde in dat nieuwe, broodnodige geluid. Het resultaat is een gevarieerde, gelaagde, bijwijlen verrassend weemoedige maar enorm scherp gefocuste plaat. Op “Mexican Dress” en “Low” smelt dat naadloos samen met de puntige riffs van weleer, en blijkt meteen wat een verrijking dat extra klankenpalet is. Zo ook op het onstuimige hoogtepunt “Bangsar”, de ultieme soundtrack bij zo’n compleet zelfdestructieve nacht doorfeesten waarin Ansell zich een tijd zwaar verloor. En waarin de botsing tussen oud en nieuwe rode schoenen gensters slaat. Blood Red Shoes is weer springlevend. Dat uit zich trouwens ook meer dan ooit live, waar de groep zich versterk met twee extra leden die ook de vroegere nummers extra punch geven, zo zagen we begin deze maand in de Botanique.
Na de riffs omarmt de band nu de groove. De wulpse bas op “Nearer” leidt een donkerzwoele song in, Carter etaleert eindelijk voluit wat een goeie zangeres ze kan zijn. Bevrijd. Van hetzelfde zwoele laken is “Beverly” een pak. “Eye To Eye” bewijst net als het mooi aanzwellende “Elijah” dan weer wat een uitstekende songschrijvers Ansell en Carter ondertussen geworden zijn. En wanneer de band het experiment helemaal doordrijft, leidt dat tot het dee- en weemoedige synthpoppareltje “Find My Own Remorse”, een verrassend persoonlijke biecht van Ansell.
Want ja, ook alle fricties tussen het duo worden uitgezweet op Get Tragic. “Hey, there’s only so much I can take / Am I the only person here who’s awake to see this is fake? / Yeah, you’re taking all the space / Can’t you leave a little for myself or someone else here” bijt Carter Ansell toe in “Mexican Dress”. “I’ll just bite my tongue”, antwoordt hij schuldbewust aan het einde. In “Eye To Eye” wordt de mis- of gewoon ontbrekende communicatie tussen beide die tot het tijdelijk uiteenspatten leidde uitgesmeerd. En Ansell kruipt een plaat lang door het stof, zoals in “Anxiety”: I think I lost my confidence / I must have left in an empty glass / Should’ve been more kind / Showed up on time / But I’m just recklessly possessed by desire.”
Puur therapeutisch, lachte hij in datzelfde gesprek met ons een paar weken geleden. Dat is Get Tragic inderdaad. Maar dat het heeft geholpen: Blood Red Shoes heeft zichzelf niet alleen teruggevonden, maar vooral heruitgevonden vanuit een verloren, zelfdestructieve positie. Van iets zwart en kapot iets bloedmooi en beloftevol voor de toekomst gemaakt. Get Tragic is een meeslepende tour de force.
Op 25 april speelt de band op Les Nuits Botanique.