Kon Arnon Grunberg ooit nog doorgaan voor het enfant terrible van de Nederlandse letteren, dan mag hij zich nu ondanks alle eigenaardigheden — gezocht en gespeeld of niet — al lang tot een van de bekendere en best gelezen Nederlandstalige auteurs rekenen. Sinds zijn met lof onthaalde (officiĆ«le) debuut Blauwe maandagen in 1994 weet Grunberg een relatief consequent oeuvre uit te werken, wat laat vermoeden dat hier een geboren schrijver aan het werk is. Met het verschijnen van zijn oude werk worden hier echter kanttekeningen bij geplaatst.
Naar aanleiding van Grunbergs vijfentwintigjarige schrijverschap hield de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam de tentoonstelling Ich will doch nur, dass ihr mich liebt. Een reden voor oud-uitgever Vic van de Reijt om in de archieven (of de garage van Grunbergs moeder, Hannelore GrĆ¼nberg-Klein (1927 ā 2015)) te duiken, op zoek naar verborgen schatten. Een selectie van dat werk, waaronder Grunbergs eerste zelf gepubliceerde verhalen en debuut De dagen van Leopold Mangelmann – Brief aan M – Schoonheid en bier, is nu gebundeld in De dagen van Leopold Mangelmann. Een keuze uit de archieven van Arnon Grunberg, al is het maar de vraag of literatuurwetenschappers en ware Grunberg-aficionado’s werkelijk iets uit de bundel zullen halen.
Het mag duidelijk zijn dat hier geen verborgen schatten opgedolven zijn. Grunberg toont zich hier nog als een onvoldragen schrijver die weliswaar al enkele boeiende ideeĆ«n heeft, maar deze nog niet ten volle weet uit te dragen. Bovendien valt op hoe bepaalde verhaalelementen en thema’s in verschillende stukken terugkeren, omdat de auteur zelf experimenteerde met wat werkt en niet en sommige ideeĆ«n recycleerde. Wie echt vertrouwd is met Grunbergs werk, zal overigens ook hier al elementen, gedachten en tekstflarden terugvinden die in zijn latere gepubliceerde werk al dan niet in gewijzigde vorm zullen opduiken. In het bijzonder Blauwe maandagen is schatplichtig aan dit oudere werk, al mag net zo goed opgemerkt worden dat Grunberg in kladjes uittestte wat zou werken en niet.
De lijvigheid van de bundel zorgt samen met het onafgewerkte en herhalende karakter van de teksten voor een moeizame leeservaring. De verzameling van langere teksten, toneelstukken, brieven en (proza)gedichten nodigt vanwege zijn premature karakter niet uit tot een lange leessessie. Wie nu en dan enkele stukken ter hand neemt, kan de ruwe diamanten eruit vissen, maar zal zich ook bewust zijn van het vele slijpwerk dat hier nog aan de orde is. Bovendien geldt niet elk opgenomen stuk als even interessant of waardevol. Zo slepen de eenakters en toneelstukken te lang aan door de vermoeiende hij/zij-dialogen, net als het titelverhaal. Dat laatste wordt sterker verhaald in de roman Woord dat God schuimbekkend afwees, waar Grunberg door beschrijvend te werken veel beter niet alleen zijn angsten en neuroses, maar ook die van zijn ouders weet te vatten met milde ironie en meelevendheid.
De thema’s van vervreemding, sociale onaangepastheid en het worstelen met trauma’s (in het bijzonder de holocaust die Grunbergs ouders blijvend zou tekenen) die kenmerkend zijn voor zijn oeuvre, komen hier al duidelijk in beeld, maar waar hij ze in zijn latere romans beter weet te doseren en abstraheren, vindt hij in deze bundel duidelijk nog niet het juiste evenwicht, waardoor het vaak te gestileerd leest. Grunberg is zich in De dagen van Leopold Mangelmann weliswaar al bewust van zijn eigen identiteit en stem, maar weet deze nog onvoldoende te doseren zodat het ook voor een breder publiek boeiend blijft. Binnen het oeuvre van Grunberg is de bundel dan ook eerder een interessante voorstudie voor academici dan een relevant werk voor een breed lezerspubliek.