Cosey, de auteur die furore maakte met zijn pastelkleurige, dromerige strips, laat als late zestiger zien dat hij niet te beroerd is om van zijn vertrouwde formule af te wijken en brengt met Calypso een parel in zwart-wit uit. Met het album neigt de Zwitserse auteur meer dan ooit naar de tekenstijl van Hugo Pratt.
Cosey, die zachtmoedige tekenaar, wiens naam in fraai ontworpen letters op de cover van de mooi vormgegeven albums van Jonathan prijkt, herhaalt altijd hetzelfde trucje. Zo leek het althans. Er is uiteraard zijn langstlopende reeks Jonathan: stripboeken die je wel eens met een laagje stof er op aantreft in de kast bij een oudere oom of tante die er, volgens hardnekkige familieroddel, een wilde jeugd heeft opzitten. Tamelijk dromerige albums waren het, met een hoog boho-gehalte. Er waren de oneshots, tweeluiken, albums waarin bijna altijd dezelfde aanpak doorschemerde. Doorgaans met succes, overigens.
De auteur behoort misschien niet tot dé top van zijn generatie. Hij weet hoe een verhaal te brengen en het, met zijn ervaringen als grafisch vormgever, op zo’n manier te presenteren dat zowat elke pagina geschikt lijkt om op posterformaat op de muur van een studentenkamer te belanden.
Met Calypso maakt Cosey op een andere manier indruk: er is geen spat kleur te bekennen. Zelfs geen tintje grijs. Keihard contrasterend zwart en wit krijgt de lezer voorgeschoteld en vreemd genoeg duurt het een tijdje voor dat echt opvalt. Hieruit blijkt het vakmanschap van Cosey nog maar eens en de filmische kwaliteiten van zijn werk komen opnieuw naar voren: Calypso is vooral een zeer mooi album.
Zo mooi dat het er niet zoveel toe doet dat het gebrachte verhaal redelijk dun is. Goed, het uitgangspunt mag er zijn: een oudere man – de tijd van jonge helden is voorbij voor deze tekenaar – ontdekt dat zijn jeugdliefde al jaren in een instelling zit en maakt, samen met een ondernemende collega, een trip om haar te bezoeken. Bij de hereniging blijkt dat de dame, die een leven als filmster achter de rug heeft, in het najaar van haar bestaan gepluimd wordt door een arts die louter op medisch vlak het beste voor heeft met zijn medemens en er verder de kantjes afloopt.
Een plan wordt uitgedokterd om de voormalige heldin van het witte doek, Georgette heet ze, te ontvoeren en het losgeld, in casu haar eigen fortuin, te incasseren en vervolgens te genieten van de oude dag. In handen van de Coen-brothers staat zo’n uitgangspunt garant voor vuurwerk, bij Cosey blijft het braver, schelmachtig bijna. Soms zou je willen dat de man, wat heeft hij tenslotte te verliezen, zich eens knettergek laat gaan. Maar tegelijk is het berustende karakter dat van een groot deel van ’s mans oeuvre uitgaat, er net een wezenlijk, zeg gerust dragend onderdeel van.
Calypso is daardoor misschien wat gezapig, soms wat braaf, maar desalniettemin (spoileralert!) durft Cosey het aan een cruciaal personage vroegtijdig naar het hiernamaals te sturen. Heel leesbaar, zoveel is zeker en best genietbaar, zeker voor wie een liefde koestert voor Coseys bergachtig thuisland. Zoals steeds in zijn werk, integreert Cosey de omgeving mooi in dit album, dat hopelijk snel gelijkwaardige opvolging krijgt.