We schrijven 16 mei 2009. In de Ultra Top 50 – “de enige officiële hitlijst van Vlaanderen” – strijden verschillende topzangeressen om de centen van de Vlaamse muziekliefhebber. Lady Gaga zet haar Poker Face op, Lady Linn wil niet dansen, voor Lily Allen kunnen we allemaal de pot op en Hadise doet van Düm Tek Tek. Maar helemaal bovenaan staat een vrolijk niemendalletje uit Ijsland. “Jungle Drum” is een onschadelijk pophitje van de volstrekt onbekende Emiliana Torrini. Het was sinds januari gestaag gestegen en zal uiteindelijk een half jaar in de lijst blijven staan. En daarna: stilte. Een eendagsvlieg, zoals wel vaker.
Fastforward naar 26 oktober 2015. In de Ancienne Belgique te Brussel spelen twee Belgische toppercussionisten: Kobe Proesmans (Zita Swoon, El Tattoo Del Tigre, Gabriel Rios) en Aarich Jespers (Zita Swoon, Kiss My Jazz, IH8 Camera). Samen met zes andere muzikanten vormen ze The Colorist Orchestra, een orkest dat andermans songs ontleedt, uitkleedt, en ei zo na onherkenbaar terug in elkaar knutselt. Stem van dienst: Emiliana Torrini.
Van die samenwerking, met een hele reeks uitverkochte concerten tot gevolg, is nu een plaat uitgekomen, met de lekker eenvoudige titel The Colorist & Emiliana Torrini. En ja, “Jungle Drum” staat erop, maar nee, erg representatief is dat niet – Torrini heeft zelfs gezworen nooit nog zoiets te schrijven.
The Colorist Orchestra werkt hoofdzakelijk met klassieke instrumenten (viool, altviool, contrabas, piano) en percussie, aangevuld met een aantal zelf uitgevonden instrumenten. Met dit brede palet aan klanken geeft het octet bestaande songs nieuwe kleuren. Als ware grootmeesters schilderen ze laag over laag, instrument over instrument, tot alles precies goed zit.
Neem bijvoorbeeld “When We Dance”: romantische strijkers en een piano zetten eerst kort de toon en maken daarna plaats voor een minimalistisch samenspel van geplukte snaren en tikjes allerhande. Torrini croont er zachtjes overheen tot een refrein zich aandient met een trage maar stuwende baspartij en meer ear candy dan je in één luisterbeurt op kunt.
Of “Nightfall”, een soort klassieke ambient met lange uithalen van strijkers en basklarinet, vol galm en glans, waar Torrini op het einde nog enkele langgerekte en welgemikte oooohs aan toevoegt.
Of, omdat het toch een beetje móet, “Jungle Drum”. Onheilspellende geritsel en gerasp schetsen de donkere jungle, waarna de percussie en de contrabas de groove introduceren. Strijkers en klarinet begeleiden Torrini’s zang in stijgende lijn naar het refrein, waarin haar vocale drumwerk door echt getrommel geaccentueerd wordt. Het blijft een pophitje, maar wel een verdomd mooi en gedurfd gearrangeerd pophitje.
Zo gaat het door, nummer na nummer. En bij een tweede beluistering openbaren zich nieuwe details, en bij een derde weer andere. En nummer per nummer wordt duidelijker dat Emiliana Torrini hoegenaamd geen eendagsvlieg was, maar een begenadigd songschrijfster en zangeres in de beste Ijslandse traditie. Samen met een Belgisch orkest heeft ze nu een topplaat gemaakt, en laat ze de rest van de Ultra Top 50 ver achter zich – met of zonder Jungle Drums.